Leesfragment 1 uit De laatste vlucht

Hieronder vind je een kort leesfragment uit de roman De laatste vlucht

Bram en Isabel zijn bij het informatiecentrum van de Oeigoerse gemeenschap in Kayseri waar zij een oproepje willen laten uitgaan.

Toen Bram en Isabel vertelden over Tolga en Harun, had Mehmet bevestigd dat de politie ook bij hen geweest was. Mehmet had van niets geweten en navraag binnen de gemeenschap had ook niets opgeleverd. Maar Mehmet wilde graag zijn medewerking verlenen, als deze jongens voor de Oeigoerse zaak gestorven waren, dan waren het helden! Isabel dacht aan de jaaroverzichten van het bedrijf van de vader van Tolga, die Metin haar had gegeven. Er hadden heel wat foto’s in gestaan van groepjes mannen in maatkostuum, onder de vlaggen van de beide handelspartners of ten kantore van de directeur, handenschuddend en plaquettes overhandigend en altijd even serieus de camera inblikkend. De Turken leken haar gevoelig voor blijken van eer en erkentelijkheid. Wie weet zou het op den duur het leed verzachten als Tolga en Harun als helden konden worden gezien…
De vertalingen waren uitgetikt en de printer begon te ratelen. Isabel zag dat het op het papier van het informatiecentrum geprint werd. Ze herkende de blauwe vlag van Oost-Turkestan met de maansikkel en de ster. Mooi, dit gaf vast vertrouwen aan het eventuele meisje. Of ander contact.
‘Mehmet belt zo een paar jongeren die de pamfletten gaan verspreiden,’ zei Bram, ‘Heb jij nog vragen?’
Isabel schudde haar hoofd. Het was nu afwachten tot er een reactie kwam. Ze had goede hoop.
‘Bedank hem heel hartelijk voor alle hulp,’ zei ze terwijl ze twee biljetten van 100 lira uit haar portemonnee haalde en aan Mehmet gaf. Eerst wilde hij het niet aannemen, maar Isabel liet Bram vertellen dat dit een kleine bijdrage voor de goede zaak was.
Bram en Mehmet wisselden nog enkele woorden. Mehmet gaf haar en Bram een hand en een exemplaar van het epistel.
Ze slaakte een diepe zucht toen ze buiten kwamen.
‘Wat is er? Ben je niet tevreden?’
‘Jawel, dat wel. Zeker wel. Maar weet je wat ik dacht toen Mehmet zei dat de jongens helden waren als ze gestorven waren voor de Oeigoerse zaak?’
‘Nou?’
‘Wat er het eerst in mij opkwam, was dat Turken gevoelig lijken voor eer en respect. Wij Nederlanders hebben dat veel minder. En, als ik heel eerlijk ben, vind ik dat een beetje moeilijk, of nee, moeilijk is niet het goede woord, het is…’
‘Je kijkt er een beetje op neer,’ vulde Bram aan.
Ze keek hem aan, knikte licht.
‘En dát vind ik wel moeilijk. En toen, bijna op hetzelfde moment, dacht ik wat anders. Wat hebben wij Nederlanders nou in de laatste honderd jaar meegemaakt? De hongerwinter, ja, maar verder? Een watersnoodramp en er zijn vast meer dingen te noemen, maar dat valt in het niet bij wat de Oeigoeren hebben meegemaakt. En wat jullie hebben meegemaakt. En zelfs België – een land dat zo dicht bij ons ligt – heeft een hartverscheurender geschiedenis dan wij. En toch menen we overal een oordeel over te kunnen hebben, we klagen en mopperen op vluchtelingen, noemen ze gelukszoekers. Ik verfoei dat! En ook die zogenaamde scherpe columnisten die andere culturen en meningen op de korrel nemen. Ik zou het verschrikkelijk vinden, echt verschrikkelijk, als mijn kind in een vliegtuig zou doodvriezen, maar wat zou ik trots zijn en geraakt dat mijn kind zich het leed van een ander aantrok en er niet de ogen voor sloot!’
Ze rilde en voelde hoe Bram een arm rond haar schouder legde.
‘Weet je dat dit jaar de Wereldtentoonstelling in China gehouden wordt? Die is op 1 mei begonnen. Nederland presenteert zich daar natuurlijk ook. Met een paviljoen dat Happy Street genoemd wordt. En weet je wat het hoogtepunt van de tentoonstelling is… het hóógtepunt, Bram? Een haar van Vincent van Gogh! Het maakt ons kennelijk niets uit dat de Chinezen en alle anderen die de tentoonstelling bezoeken, ons zien als een sneu volk voor wie het presenteren van een haar van een van zijn grote meesters een hoogtepunt is. Moet je je voorstellen dat ik zojuist even neerkeek op jullie gevoeligheid voor blijken van eer en respect…’
Ze voelde de greep van Bram verstevigen.
‘Kom, we gaan naar Sara,’ zei hij zacht, en toen wat luider: ‘Een haar zei je? Een háár?’

Einde leesfragment 1
Klik hier voor het tweede leesfragment


Gemiddelde beoordeling
No rating yet
Jouw beoordeling
>