Uitgeverij Weegbree
Jack kan de pot op
een feuilleton
Jack kan de pot op is eerder gepubliceerd geweest in Dagblad van het Noorden, Nederland
‘Een staatslot alstublieft’, zei Olga tegen het meisje achter de toonbank.
'Hebt u voorkeur voor een eindcijfer?’
‘Ja, dertien graag’.
Het meisje keek haar even aan en Olga verwachtte dat ze nu zou gaan zeggen dat dertien niet uit één maar uit twee eindcijfers bestond, maar het meisje zei: ‘Dat is leuk. Ik kies ook altijd een lot met dertien op het eind. De meeste mensen willen geen dertien als eindcijfer en daarom denk ik dat ik dan juist meer kans maak’.
‘Ik ben niet bijgelovig’, zei Olga en ze realiseerde zich meteen hoe vreemd dat moest klinken voor iemand die om een bepaald eindcijfer vroeg. En toch was het waar; het feit dat ze een lot met nummer dertien wilde hebben, had niets met bijgeloof te maken maar alles met Het Plan waar ze aan werkte. En dat plan verliep nou eenmaal volgens vaste regels.
‘Wilt u met jackpot?’, vroeg het meisje.
‘Nee, Jack kan de pot op’, zei Olga. Het had hetzelfde resultaat als de voorgaande twaalf keer dat ze het gezegd had: de verkoopster lachte.
Nadat ze had afgerekend, keek ze nog even bij de wenskaarten en liep toen de kiosk uit. Het was de eerste keer dat ze in dit winkelcentrum kwam en ze liep enkele winkels in en uit. Vrijwel alle winkelcentra hadden hetzelfde aanbod en ze deed al lang geen moeite meer om uit te zoeken of er in een willekeurig winkelcentrum wel een verkooppunt voor staatsloten zat. Naast de gebruikelijke supermarkt – meestal twee – had je er altijd wel een zaak in huishoudelijke artikelen, een bloemenwinkel, een winkeltje met kaas en noten, een slagerij, een slijter en een groentewinkel. Afhankelijk van de grootte, had je alle kans er een dierenwinkel, een doe-het-zelfzaak en een kleine boekwinkel aan te treffen. Soms, zoals hier, zat er nog een kledingwinkel. Ze kocht er vier panty’s en ging tot slot naar de supermarkt voor de gewone boodschappen. Daarna reed ze naar huis.
Het was donderdag. Over vier dagen was het de tiende; de dag van de trekking. Olga ruimde haar boodschappen weg en bestelde een pizza. Op de andere dagen kookte ze trouw voor zichzelf, die opdracht had ze zichzelf gegeven toen ze voor het eerst voor zichzelf moest zorgen, jaren geleden. Alleen op de donderdagen maakte ze het zich gemakkelijk. Dan at ze soms wat met een collega in de stad of ze bestelde bij de chinees of de pizzeria en een enkele keer ging ze ook wel bij de cafetaria langs. Aan een kant-en-klaarmaaltijd had ze zich nog nooit gewaagd. In afwachting van de pizza schonk ze zich een wijntje in en startte alvast de computer op. De pizzakoerier was laat maar juist toen ze de telefoon pakte om nog een keer te bellen, hoorde ze een scooter stoppen. De jongen verontschuldigde zich netjes en weigerde zelfs zijn gebruikelijke fooi. Dat vond Olga opmerkelijk en ze zei: ‘Misschien heb je de fooi dan niet verdiend voor je snelle service, maar wel voor je karakter. Oprechtheid moet beloond worden. Er zullen beslist mensen zijn die het niet met mij eens zijn, maar ik geloof dat je er met jouw instelling wel komt’. En ze nam nog een extra euro uit het potje dat op de plank boven de kapstok stond.
De jongen tikte tegen een denkbeeldige pet en grijnsde van oor tot oor. ‘Dank u, mevrouw.’
Olga liep glimlachend naar de keuken, schoof de pizza op een bord, strooide er wat extra kaas over en zette hem even onder de grill totdat de kaas gesmolten was. Achterover geleund in haar bureaustoel at ze hem vervolgens achter de computer op.
Daarna ging ze aan het werk. Ze logde in op fora, las scannend het regionale nieuws in heel Nederland en noteerde enkele namen op haar lijst met potentiële kandidaten. In het weekend zou ze alle gevallen verder onderzoeken, namen en adressen verifiëren en hen al dan niet toevoegen aan haar bijna-definitieve lijst. Die bijna-definitieve lijst schoonde ze vervolgens elke drie maanden op. En als het moment daar was, zou ze het nogmaals doen opdat er een definitieve versie overbleef. Een enkele keer stuitte ze al surfend op gevallen die er gewoon om vroegen op de lijst terecht te komen terwijl ze vervolgens geen naam of adres kon achterhalen. In het begin had het haar gefrustreerd dat deze mensen niet konden krijgen wat zij hen gunde en ze besteedde onevenredig veel tijd aan haar speurwerk. Maar op zeker moment was ze zich steeds meer bewust geworden van de inwisselbaarheid van de gevallen en had ze zich neergelegd bij het idee dat het – zoals met alles in het leven – een kwestie van toeval en geluk was.
Jack had gezegd dat ze te verstandelijk was. Ze was geen gevoelsmens zoals hij. Het klonk denigrerend. In zijn wereld was verstand een inferieur iets. Ze had geprobeerd uit te leggen dat haar hoofd houvast bood als de stroom aan emoties haar dreigde mee te sleuren in een richting die ze niet wilde, die haar niet diende en niet bij haar paste. Haar verstand was haar reddingsboei. Als ze niet kon redeneren, zou ze verdrinken. Hij zei dat ze bang was voor emoties. Zij zei dat angst ook een emotie was. Jack zag er de ironie niet van in. Toen had ze uitgelegd dat ze ervan genoot als haar hoofd haar hart begreep, als ze overzag. Als ze de verschillende schakels aan elkaar kon linken ontstond er een kleurig en fonkelend juweel dat ze dicht bij haar hart koesterde, had ze gezegd. En ook genot en koestering waren emoties.
‘Zie je, dit is precies wat ik bedoel, jij beredeneert altijd alles, je analyseert je emoties dood’, had hij met een opgeheven vingertje gezegd, ‘want wat vóél je nou?’
Ze begreep dat Jack nooit zou kunnen zien hoe het werkte bij haar omdat hij de vaardigheid miste voorbij de woorden te zien. Of, zoals zij dat kon, in de woorden emoties te herkennen. En ze had geantwoord: ‘Ik voel mij verlaten’.
Er waren twee voorvallen geweest die haar leven richting hadden gegeven. Een derde gebeurtenis had haar ziel veranderd.
Ze was vier geweest toen ze met haar moeder en haar jongere broertje Maksim vanuit haar geboortedorp Kirove in het oosten van het huidige Oekraïne met de bus naar Kiev reisde. De tocht was lang, de bus vol. Eerder was haar vader al naar Kiev vertrokken waar de staat hem werk en een flat bezorgd had. Er reden wel treinen, die ongetwijfeld comfortabeler waren dan de bus, maar die waren ook duurder en daarom legden ze het traject per bus af. Op de stoel achter hen zat een jonge vrouw die anders was dan alle andere vrouwen die Olga ooit gezien had. Mama had gefluisterd dat ze een buitenlandse was. Er was iets in Mama’s stem geweest dat ze niet kon duiden en ze wist niet of het goed of fout was, wat Mama zei. De plaats naast de buitenlandse was leeg, alsof niemand het waagde daar te gaan zitten. Tussen de stoelen door gluurde ze steeds voorzichtig naar de vrouw achter hen. Toen hun ogen elkaar ontmoetten had Olga snel een andere kant op gekeken maar ze had nog net de glimlach van de vrouw opgevangen. Daarna keek ze niet meer weg als hun blikken elkaar kruisten en steeds openlijker zocht Olga het contact. De vrouw was mooi. Ze droeg een kleurig jasje van fluweel en ze had een tas die van dezelfde stof gemaakt was. Ze had blond haar en grijze ogen die glinsterden als natte kiezels. Maksim was huilerig en Mama probeerde hem op haar schoot in slaap te laten vallen. Dat was het moment dat de buitenlandse vrouw op de stoel naast zich wees en Olga uitnodigend wenkte. Fluisterend had ze Mama gevraagd of het goed was dat ze daar ging zitten. Mama keek naar de mooie vrouw die haar een gulle glimlach schonk en daarna keek ze naar Maksim die wel wat meer ruimte kon gebruiken. Toen had ze geknikt en Olga was voorzichtig naast de buitenlandse geschoven. Misschien dat het kwam omdat ze, toen ze ouder werd, andere kinderen op een zelfde manier contact zag maken met medepassagiers: ze was de hele scène nooit meer vergeten. Van de rest van de reis waren er hele stukken die ze niet meer wist. Ze moet geslapen hebben want de reis duurde minstens acht uur maar daar wist ze niets meer van. Ook niet van de stops en wat ze te eten kreeg. Iets anders was veel belangrijker geweest. De vrouw had in haar tas een schetsboek gehad en door middel van tekeningetjes hadden ze met elkaar gepraat. Zo wist Olga dat ze uit Nederland kwam, Rita heette, dat ze twintig was – vier handen – en dat ze schilderijen maakte. Ook Olga had met kleurige krijtjes tekeningen in het schetsboek mogen maken en toen ze in Kiev afscheid namen, had de Nederlandse haar het schetsboek met de krijtjes in de handen gedrukt en haar omhelsd en een kus gegeven. Olga had gehuild. Zelfs het weerzien met haar vader had haar nauwelijks kunnen troosten en nog weken had ze een gevoel van gemis en hunkering gehad. Het schetsboek was haar dierbaarste bezit en Nederland werd het land uit een droom, het land waar ze ooit zou gaan wonen.
Het tweede voorval had in de metro van Kiev plaats. Ze was dertien en de lijn was nog maar net doorgetrokken naar Obolon, het stadsdeel waar zij woonden. Het was winter en Olga was eropuit gestuurd om garens en kralen te halen voor het handwerk van haar moeder. Die ochtend stond ze vooraan op het perron toen de deuren van de metro openden. Toen de mensen uitgestapt waren, schoot zij als eerste naar binnen en daar lag hij op het tweede bankje: een elegante, glanzende, witleren portemonnee. Zonder zich te bedenken liet ze zich er bovenop vallen. Pas daarna kwamen de gedachten: had iemand het gezien, hoe kon ze de portemonnee ongemerkt in haar jaszak krijgen, wat als iemand haar betrapte? Ondanks de kou brak het zweet haar uit. Moest ze de portemonnee bij de politie afgeven? Ze keek naar de mensen om zich heen. Niemand leek iets in de gaten te hebben. Het vijfde station was een overstapstation en daarna was er vrijwel niemand meer over van de passagiers die gelijk met haar waren ingestapt. Ze schuifelde nu op het bankje heen en weer, net zolang tot ze voelde dat de portemonnee tussen de zitting en het raam schoof. Ook het zesde station was weer een overstapstation en het lukte haar in de drukte de portemonnee in haar jaszak te werken. Even later had ze op het perron gestaan van een station waar ze nooit eerder geweest was. Ze was als de dood dat iemand haar ineens bij haar arm zou grijpen en durfde zich nauwelijks te verroeren. Maar er gebeurde niets en nadat er een tweede metro gestopt was, liep ze met de mensenmenigte mee en zocht haar weg om weer terug te kunnen keren naar het metrostation waar zij moest zijn. Toen ze uiteindelijk op de juiste plek bovengronds kwam, sloop ze een straatje in waar ze met trillende vingers haar buit bekeek: zeven knisperende biljetten van 250 roebel en nog eens twee van 500. Het was de eerste keer dat ze haar hoofd inzette tegen haar hart. Gevoelens van schuld, schaamte en berouw redeneerde ze weg. Iemand die zo veel geld bij zich had en het niet goed bewaakte, kon het blijkbaar wel missen. God had haar uitverkoren de portemonnee te vinden en daar waren heilige consequenties aan verbonden. Ze kon niet anders dan de ‘anonieme gift’ in nederigheid accepteren om er iets goeds mee te doen. Bovendien zwoer ze de rekening ooit te zullen vereffenen. Ze vertelde haar ouders dat ze een baantje gevonden had in een boekhandel. Daarmee sloeg ze twee vliegen in één klap: ze kon elke dag na schooltijd nog uren wegblijven om te lezen en te studeren én ze kon haar moeder regelmatig een bundeltje roebels geven.
Ze kocht een woordenboek Russisch - Nederlands en sloeg op eigen houtje aan het studeren.
Natuurlijk viel ze door de mand. In het nauw gedreven had ze verteld dat ze geld van een toerist had gekregen toen ze hem had rondgeleid in Kiev. Het bedrag dat ze genoemd had – 750 roebel – was veel te hoog geweest en haar ouders waren in alle staten. Ze werd meegenomen naar het ziekenhuis waar haar moeder in bedekte termen met een arts sprak. Olga werd onderzocht en daarop werd geruststellend geconcludeerd dat ‘alles nog intact’ was. Desondanks werd ze sindsdien scherp in de gaten gehouden en moest ze haar moeder thuis helpen met het maken van sieraden en kussenhoezen. Olga had de reden tot opwinding niet begrepen. Dat inzicht was pas later gekomen. Ze had zich vernederd en oneindig gekwetst gevoeld. Hoe hadden haar ouders haar ervan kunnen verdenken dat zij haar lichaam had verkocht? Nog later – te laat; haar jongemeisjesjaren hadden een smet opgelopen die zich maar moeilijk liet wegpoetsen – had ze begrepen dat haar eigen gedrag daar debet aan was geweest. En toch voelde ze geen spijt. Noch schuld.
Het resterende geld lag op een veilige plek te wachten tot ze het kon inzetten. Zo nu en dan kocht ze een boek, meestal tweedehands, die haar honger naar kennis voor even kon stillen. Ze wierp zich verbeten op haar schoolwerk en werd aan het einde van de rit zonder enig voorbehoud aan de universiteit toegelaten waar ze Russische Letterkunde en Nederlandse taal en cultuur ging studeren. Het eerste semester was nog maar net voorbij toen ze op basis van haar prestaties voor drie weken met een select groepje studenten en hoogleraren naar de Universiteit van Amsterdam mocht. De kosten werden deels door de staat betaald. Olga vertelde haar ouders dat de universiteit het restant financierde en dat deelname dus gratis was. De biljetten knisperden nog altijd tussen haar vingers toen zij ze bij de administratie neertelde.
Ook van andere universiteiten uit de Sovjet Unie kwamen deelnemers. Bij de grens met Polen verzamelden zich zo’n honderd mensen en met twee bussen reden ze naar Nederland. De eerste uren had Olga geslapen maar toen ze het land uit haar dromen naderden, had ze voortdurend naar buiten gekeken, de tas met daarin het schetsboek in haar armen geklemd. Uit de handtekeningen die onder sommige tekeningen gezet waren, had Olga de achternaam van de maakster gedistilleerd. Rita Bergman was de naam van de schilderes die op twintigjarige leeftijd door de Sovjet Unie was getrokken. Olga was vast van plan haar op te sporen. En ze had geluk. Omdat ze veruit de jongste van de groep was, had ze de aandacht getrokken van een van de hoogleraren van de Universiteit van Amsterdam. Het verhaal had hem geïntrigeerd en hij had een van de secretaresses opdracht gegeven zich in te zetten om Rita te vinden. In de drie grote dagbladen van Nederland was een oproepje geplaatst en op diverse plekken in Amsterdam waren kopietjes van een van de tekeningen uit het schetsboek opgehangen met de contactgegevens van het secretariaat van de universiteit. Drie dagen voor ze weer terug zou keren naar Kiev, was er nieuws. Rita bleek haar atelier in een plaatsje ten noorden van Amsterdam te hebben en nog diezelfde avond ontmoetten ze elkaar. Het leek Olga alsof ze een geliefd en lang geleden verdwenen familielid teruggevonden had. Zo zwijgzaam en gesloten als ze anders was, zo spraakzaam en open was ze nu. Ze huilden beiden toen Olga vertelde over de gevonden portemonnee en de jaren van eenzaamheid die daarop gevolgd waren. Toen ze na uren afscheid namen, stamelde Rita in een smorende omhelzing: ‘Blijf’.
Die nacht sliep ze niet. In hoog tempo wervelden de gedachten in haar hoofd rond. Tegen de ochtend had ze een besluit genomen. Het lukte haar de betrokken hoogleraar al voor het ontbijt te spreken en aan het einde van de dag belde ze haar moeder om te vertellen dat ze in Nederland bleef… Met de hoogleraar aan haar ene en Rita aan haar andere zij, zwaaide ze de volgende dag de bussen uit die zonder haar terugkeerden naar de Sovjet Unie. Ze nam haar twee tassen en met rechte rug stapte ze achter Rita aan naar diens auto. Rita was niet doorgebroken in het kunstenaarscircuit maar wel kon ze een goed belegde boterham verdienen met het maken van allerhande illustraties voor diverse opdrachtgevers. In ruil voor kost en inwoning zou Olga het atelier schoonhouden en elke dag voor hen beiden koken.
Nadat ze die eerste avond samen televisie hadden gekeken in de woonkamer, liet Rita haar naar huis bellen. Olga kreeg hen alle drie een voor een aan de telefoon: eerst haar moeder – die huilde – daarna haar vader en ten slotte Maksim. Drie keer vertelde ze hetzelfde verhaal; over haar eigen kamer die op de benedenverdieping lag en grensde aan het atelier en openslaande deuren naar de tuin had. Over het huis zelf dat een verbouwde boerderij was en die lag aan het water, een vaart, zoals ze hier zeiden. En over Rita en de afspraken die ze gemaakt hadden. Haar vader vertelde ze desgevraagd dat de professor alles rond haar verblijf zou regelen en ze beloofde haar snikkende moeder iedere week te bellen. Met een zucht hing ze op.
De volgende ochtend werd Olga wakker van een roffel op haar deur en een overslaande stem die ‘snel, doe open’ riep. Ze sprong uit bed en opende de deur. Daar stond Rita, met ogen waarin de ontzetting te lezen was en een krant die kopte: ‘Kernreactor Tsjernobyl ontploft’. Rita nam haar mee naar de woonkamer en draaide het nummer van huis voor haar. Ze kreeg Maksim aan de telefoon die vertelde dat Mama net met een verdovend middel in bed was gelegd. Papa was die nacht opgeroepen om bij de brand te helpen. En daarbij omgekomen.
Dit was de gebeurtenis die haar ziel veranderd had; ze had niet kunnen vaststellen of God haar gespaard of juist gestraft had…
Jack had een ander gevonden. Olga stelde zich voor hoe het kind snotterend op de bank een film zat te kijken, veilig weggeborgen in Jacks stevige armen. Hoe Jack haar tranen weg kuste en haar van zakdoekjes, kooswoordjes en een vertederde glimlach voorzag.
Jack had haar het nieuws op een avond verteld, gewoon bij de koffie. Daarna had hij zijn koffers gepakt en het huis verlaten. Ze had Rita gebeld en zich afgevraagd waarom Jack niet eerder was opgestapt als hun relatie niet meer beviel. Rita had gezegd dat Jack het type man was dat geen oude schoenen weggooit voor hij nieuwe had gekocht. ‘Ik begrijp het niet’, zei Olga, ‘als je schoenen knellen moet je ze niet meer dragen. Je kunt beter op eelt lopen dan op blaren.’
Rita was even stil geweest en had toen gezegd: ‘Voor vrouwen is het denk ik vaak zo dat het knellen het grootste probleem is. Maar bij mannen? Volgens mij gaat het bij mannen om comfort. Voor Jack waren de zolen dun geworden en hij voelde iedere oneffenheid waar hij zijn voeten zette. Maar zonder schoenen zou hij zeker weten meer pijn hebben gehad’.
Zo was het geweest, en niet anders. Jack, de man van de gevoelens en emoties, van de tirades dat je gevoelens moest beleven, de pijn moest accepteren en verwerken, had de weg van de minste weerstand gekozen. Ze ging er niet om treuren. Jack kon de pot op.
De volgende middag belde hij aan. Ze werkte thuis die dag. Jack had een stapel papieren bij zich die ondertekend dienden te worden. Hij liet er geen gras over groeien had ze enigszins verbitterd, maar vooral verbaasd opgemerkt. Hij zei te begrijpen dat ze tijd nodig had om alles goed door te nemen maar hij dacht in ieder geval al wel haar handtekening te kunnen krijgen voor het opheffen van het gezamenlijke account voor internetbankieren en hun gezamenlijke rekening. Ze hadden beiden hun eigen lopende rekening en daarnaast een gezamenlijke rekening. Middels één account beheerden ze deze drie rekeningen op het internet. Hoewel Jack zijn verzoek bijna tussen neus en lippen kenbaar had gemaakt, kreeg Olga het gevoel dat er iets aan de hand was. Ze kon zich nauwelijks voorstellen dat Jack haar niet vertrouwde en goedbeschouwd was het opheffen van dit account eerder in haar voordeel dan in het zijne. Met haar werk voor het vertaalbureau en het doceren aan de universiteit had ze meer inkomsten en ook meer geld op haar lopende rekening dan hij. Ze had hem aangekeken en dacht: ‘Als hij nu een pen uit zijn borstzakje trekt en me die overhandigt, teken ik niet’. Maar dat had hij niet gedaan en ze had omstandig zelf naar een pen gezocht. Ze vulde de datum in. Het was de elfde van de elfde. Terwijl ze het formulier ondertekende, zei ze: ‘Vandaag is het carnavalsseizoen begonnen. Het feest van de dwazen en de gekken.’
Hij zei niets maar gaf haar een formulier waarmee ze een nieuw account voor haar eigen rekening kon aanvragen. Ze constateerde fronsend dat hij er goed over nagedacht had. Twee dagen later begreep ze waarom. De administratie van de bank werkte minder snel dan Jack kennelijk had gehoopt. Het gezamenlijke account was nog steeds actief en ze zag dat er op de rekening van Jack 5.000 euro spaargeld – waarvan zij het bestaan nooit geweten had – was bijgeschreven en een flink bedrag was afgeschreven dat besteed was in een gerenommeerde meubelzaak. Een bed? Een bank? Beide? Het leek duidelijk dat Jack niet met lege handen bij zijn vriendinnetje aan had willen komen. Wanneer had hij dit alles voorbereid?
Olga liet het bad vollopen en piekerde over Jack. Ze blies vlokken schuim van haar lichaam en dacht na over haar leven. Ze liet zich kopje onder glijden en filosofeerde over de dood.
Toen ze drie kwartier later rozig en rimpelig op de bank zat, had ze een besluit genomen. De colleges zou ze blijven geven maar twee vertaalopdrachten ging ze aan een collega overdragen. Het gaf haar een week of drie de tijd om de ingrediënten aan ideeën en inzichten samen te voegen, ze te laten gisten en rijpen tot een plan. Een plan om rekeningen te vereffenen en heilige beloftes in te lossen. Het was tijd. Ze was er klaar voor.
Jack was geen slecht mens. Lang geleden al was ze tot het inzicht gekomen dat het menselijk handelen werd ingegeven door emoties. Emoties die nagejaagd, vermeden of weggeruimd moesten worden. Welke emoties dat waren, was voor ieder mens verschillend. Evenals de pijngrens waarboven de intensiteit onhoudbaar werd en er tegenmaatregelen genomen moesten worden.
Het streven een goed en hulpvaardig mens te zijn, was een eigenschap die binnen een gemeenschap goed van pas kwam en daarom hogelijk gewaardeerd werd. Waardering krijgen was misschien wel de belangrijkste drijfveer om dingen te doen. Of te laten. Olga realiseerde zich dat waardering ook voor haar een aantrekkelijk bijproduct zou zijn als ze in haar opzet slaagde. Om de zuiverheid te bewaken, begreep ze dat ze volledig in de anonimiteit moest werken. Ze zou falen als het verlangen naar waardering een rol ging spelen. In de dagen en weken die volgden, schreef ze details en regels uit. Het was alsof ze een contract met de kosmos ontwierp waarin ook de kleine lettertjes groot uitgeschreven moesten worden. Toen ze klaar was, deed ze inkopen. Enveloppen, etiketten, mappen en hoesjes, printerpapier en een inktpatroon.
Tot slot, op de laatste donderdag vóór de tiende van de maand december, een staatslot met eindcijfer één.
In het begin kwam het regelmatig voor dat mensen vroegen of ze gevlucht was voor het Sovjetregime. De eerste keer was ze lacherig verbaasd geweest; ze was toch geen dissidente? Maar ze bemerkte de serieus geïnteresseerde toon van de vraagsteller en slikte de lach in. Ze vertelde zacht het verhaal van de busreis en de ontmoeting met Rita. De glimp die ze daarmee opgevangen had van een wereld die groter was dan de hare en het verlangen dat daardoor zomaar ineens ontstaan was en haar sindsdien niet meer verlaten had.
In de loop van de tijd bemerkte ze dat er niet veel mensen waren die dat begrepen. Het idee dat ze ergens voor gevlucht was, bleek hardnekkig. Was het niet het Sovjetregime, dan was het wel haar familie of de beperktheid die het leven in Rusland haar bood. Was verlangen naar meer dan hetzelfde als vluchten voor beperktheid? Ze meende van niet. Ze meende stéllig van niet. Het had even geduurd voor ze wist waar het verschil zat. Maar toen ze het wist, kon ze het ook aan anderen uitleggen. Verlangen naar meer was ingegeven door de wetenschap dat er meer was of het idee dat er meer moest zijn. Vluchten voor beperktheid was ingegeven door de wetenschap dat die beperktheid er was én die ook als zodanig te ervaren. Olga had de beperktheid nooit zelf ervaren en dus was ze er niet voor gevlucht. Ze kende vagelijk de verhalen over dissidenten maar ze had hen eerder dom en roekeloos gevonden dan dapper en strijdvaardig.
Een buitenstaander zag de tekortkomingen en beperkingen van het systeem beter dan iemand die er middenin zat. Een buitenstaander voelde er bijvoorbeeld afkeer of angst bij. Zij kende die gevoelens niet ten opzichte van haar land. Zoals een kind dat opgroeit in een grote stad en te maken heeft met de drukte van het verkeer, de regels leert en hanteert en zich niet bewust is van het gevaar waarin het zich regelmatig bevindt, zo had zij automatisch de regels geleerd voor het leven in de Sovjet Unie en ze was waarschijnlijk te jong geweest om tegen de grenzen ervan aan te lopen.
Toen ze hier met Jack over sprak, zei hij: ‘Je had filosofie moeten studeren’.
‘Nee’, had ze gerepliceerd, ‘ik wil dat mijn inzichten in en uit mijzelf geboren worden. Als ik ze van een ander leer, zullen ze niet echt van mij zijn.’
‘Je kunt je toch laten inspireren door ideeën van anderen en ze zelf verder ontwikkelen? Je laten bevruchten en een prachtig nieuw en uniek kind ter wereld brengen?’
‘Voor een kind wil ik mij wel laten bevruchten. Een kind is sowieso nooit echt van mij. Maar ik wil dat mijn gedachten en inzichten dat wél zijn.’
Het was in de begindagen van hun relatie. Jack was nog geïntrigeerd door haar manier van denken en ze spraken over een gezamenlijke toekomst, met kinderen, zoals zoveel jonge koppels doen.
Later was Jack nog een paar keer op het onderwerp teruggekomen. De laatste keer had hij gezegd dat elke ontmoeting, elke gebeurtenis haar gedachten en zelfs haar persoonlijkheid beïnvloedde en dat het lezen en leren over de grote filosofen niet anders was.
‘Het verschil is dat alles wat mij in mijn leven gebeurt, toeval is, letterlijk, ontmoetingen en gebeurtenissen vallen mij toe. Ik heb ze niet geënsceneerd en ik heb ze niet opgezocht. Alles wat mij is toegevallen, is van mij. Maar als ik bewust iets van een ander in mij wil integreren, raak ik van mijzelf verwijderd.’
Jack had lichtjes zijn schouders opgehaald en er uiteindelijk het zwijgen toe gedaan. Olga vermoedde dat hij haar toen al niet meer zo leuk en interessant vond als in het begin. Eerder eigenwijs en betweterig.
Op de dagen vanaf het kopen van een staatslot tot en met de dag van de trekking, dacht ze meer aan Jack en hun relatie terug dan op andere dagen. Niet alleen aan Jack trouwens, allerlei persoonlijke onderwerpen passeerden veelvuldig de revue. Het waren haar peins- en piekerdagen geworden. Dat was de reden waarom ze op zeker moment haar schema had omgegooid en eens in de maand op de vrijdag en maandag thuis werkte. Ze had het weekend geannexeerd en spreidde het werk van twee dagen over vier, inclusief de avonden.
Op de dag van de trekking maakte ze pirozhki, een traditioneel Russisch-Oekraïens deeggerecht dat op heel veel verschillende manieren en met veel verschillende vullingen te bereiden was. Elke maand maakte ze een andere. Deze keer had ze gekozen voor een vulling van kool en ei, zoals haar moeder die in de wintermaanden placht te maken. Verse dille onderstreepte de lichtzoete koolsmaak. Om zeven uur zat ze met een schaal met zes pirozhki op de bank. De telefoon uitgeschakeld. Twee brandende kaarsen op de buffetkast. Terwijl ze at, gingen haar gedachten uit naar het leven in Oekraïne. Ze dacht aan haar moeder die veertien jaar geleden aan de gevolgen van de nucleaire ramp in Tsjernobyl was overleden. Ze dacht aan Maksim die met zijn vrouw en drie kinderen in hun geboortedorp woonde en kampte met aandoeningen die hoogstwaarschijnlijk ook te wijten waren aan de ramp. Olga had hem en haar moeder na het ongeval gesmeekt ook naar Nederland te komen maar haar moeder had pertinent geweigerd. Met het verongelukken van haar geliefde echtgenoot was ook haar leven ten einde, zo had ze gezegd, en ze wilde niet aan een nieuw beginnen. Ze was langzaam weggekwijnd, elke dag een stapje verder richting de dood – en de bevrijding – schuifelend.
Olga pikte de laatste kruimels van de schaal en zette de televisie aan. Ze dacht aan de woorden van de verkoopster een paar dagen geleden. Het was natuurlijk niet waar dat ze meer kans maakte met nummer dertien als eindcijfer omdat er daar minder van verkocht werden. Maar misschien, ja misschien bracht nummer dertien hen deze keer beiden geluk. Olga kruiste haar vingers. Honderdduizend euro was genoeg…
‘Honderdduizend euro was genoeg.’ Die woorden zongen rond in haar hoofd terwijl ze keer op keer de internetpagina ververste tot ze eindelijk de trekkinguitslag in beeld kreeg. Het bevestigde wat ze al gezien had op tv. Slapjes leunde ze achterover. Honderdduizend euro was genoeg. Wat moest ze in vredesnaam met een miljoen?
Ze dacht aan Het Plan waarin alles nauwkeurig omschreven stond. ‘Honderdduizend euro’, had ze opgeschreven. Maar het contract dat een deal moest vormen tussen haar en de kosmos was eenzijdig door haarzelf ondertekend en nu had ze met de gevolgen daarvan te maken. Ze hoorde een onderdrukt geproest en ze meende dat ze in het ootje genomen werd. Het gelach werd uitbundiger, haar stoel bewoog schuddend mee tot het tot haar doordrong dat het haar eigen lach was die ze hoorde. Ze werd gek! Haar hoofd, waar zat haar verstand? Een miljoen!
Ze begon kermend te huilen. Zachtjes, maar allengs harder en harder. Het golfde in haar. Ze klapte dubbel en drukte haar knieën stijf tegen haar borst in een poging om alles wat daarbinnen gebeurde ook daarbinnen te houden. Waar in vredesnaam was haar hoofd? Ze wilde het er aan de haren bijslepen. Het deed zeer, dat voelde ze vaag en ze liet los. Ze gaf het op. Vrijwel meteen merkte ze dat de razende storm in haar afnam en uiteindelijk ging liggen. Voorzichtig hief ze haar hoofd en keek verdwaasd naar de plukken haar die ze in beide handen hield. Opnieuw begon ze te huilen. Dit was wat ze al die jaren intuïtief geweten had en waar ze bang voor was geweest. De leegte in haar hoofd was moeilijker te verdragen dan de pijn die ze voelde in haar buik en borst. Moeizaam schuifelde ze naar de bank en ging liggen. Toen ze met haar hoofd een kussen raakte, voelde ze een schrijnende pijn. Ze kwam overeind en streek voorzichtig met haar vingers door het haar. Het zien van haar bebloede vingers deed haar in actie komen. Ze moest haar haren uitspoelen voor het korstig werd. Terwijl ze zich uitkleedde, bedacht ze dat heet water pijnlijk aan de wondjes zou zijn maar lauwwarm water was te koud voor haar lichaam. Ze hunkerde ineens naar een warm bad en draaide de kraan open. Het leek Olga dat haar gedachten trager gingen dan normaal maar ze gingen in ieder geval weer, dat was al heel wat.
Ze zat rillend op de rand van het bad en wachtte tot het vol genoeg was om er in plaats te nemen. Voorzichtig betastte ze haar hoofdhuid weer. Op drie plaatsen had ze tot bloedens toe aan haar haren getrokken. Ze schaamde zich. Haar aanval van gekte kwam haar nu belachelijk voor. Ieder normaal mens zou dolgelukkig zijn met het winnen van een miljoen. Maar zij? Een normaal mens was nu plannen aan het maken voor een groots feest, zat over atlassen gebogen om een wereldreis te plannen, was tekeningen aan het maken voor de verbouw van het huis of zocht op het internet naar de woning van zijn dromen. Maar dergelijke dingen waren niets voor Olga. De plezierige dingen in het leven deed ze wel van haar salaris; daar had ze voor gewerkt en dus was het verdiend. Maar een meevaller, hoe groot of klein ook, moest worden ingezet voor het bereiken van een doel. Of eventueel voor het lenigen van de ergste noden; dat mocht ook.
Ze stapte voorzichtig in het bad en nam de sproeikop in haar hand. Toen het water haar tot haar schouders omhulde, voegde ze meer koud toe en spoelde voorzichtig haar hoofd en haren. Het viel allemaal wel mee, zei ze tegen zichzelf. Heel even was ze de controle kwijt geweest, heel even had ze geen steun aan haar verstand gehad. Tien minuten hooguit, langer had het niet geduurd. En ook zonder haar reddingsboei was ze niet verdronken. Kopje-onder gegaan was ze. Meer niet. Eigenlijk was de rede niet zozeer een reddingsboei maar een vorm van zekering; zoals gebruikt bij het bergbeklimmen. Ja, zo was het geweest; de verankering was losgeschoten, ze had een val gemaakt en daarbij doodsangsten uitgestaan. Maar de eerder aangelegde zekering was sterk genoeg geweest om haar op te vangen. En op het moment dat ze was bijgekomen van de schrik en de opgelopen wonden verzorgd had, kon ze weer verder klimmen.
Plotseling zag ze duidelijk de overeenkomst tussen geld en verstand. Het waren beiden middelen om doelen te bereiken, om verder te komen. Of… voor het verlichten van de persoonlijke noden.
Vergenoegd glimlachend liet ze zich verder achterover glijden. Ze kon het nog. Denken en redeneren en daar intens gelukkig mee zijn.
Later op de avond waste ze het beetje vaatwerk af dat nog in de keuken en op de salontafel stond, ze pakte de stofzuiger en zoog kruimels en haren op. Ze stopte het winnende staatslot in de map met Het Plan. Morgenmiddag, als ze thuis was gekomen van de universiteit, zou ze het hele plan opnieuw doornemen en het aanpassen naar de veranderde situatie. Het zou haar wel lukken. Morgen.
De slaap, die ze gewoonlijk tot haar meest vreedzame vrienden rekende, ontpopte zich deze avond tot een ware vijand. Hij liet op zich wachten en als hij dan eindelijk kwam, bleken het keer op keer bliksembezoekjes te zijn waarbij hij nachtmerrieachtige beelden meebracht. Diep van binnen kende ze de oorzaak, het was dezelfde die haar tot waanzin had gedreven. Maar ze wilde er niet aan, wat daar in het duister verborgen lag, moest daar mooi blijven liggen en vooral niet in de spotlights van haar gedachten komen. Een tweede zekering mocht in geen geval losschieten. Een vrije val zou ze niet overleven.
Olga dacht aan de slaapliedjes uit haar kinderjaren. De woorden over vrouwe winter die de wereld in slaap zong, kwamen bovendrijven. Ze hoorde de stem van haar grootvader, zag hem over het wiegje van Maksim gebogen staan. Ze trok het dekbed over haar hoofd en neuriede de betoverende melodie tot ze – verstikt door tranen en het dekbed – niet meer kon. Morgen zou ze Maksim bellen.
Ze had niet naar de begrafenis van haar vader gekund. Met twee collega’s – de één gespecialiseerd in buitenlandse betrekkingen, de ander in politiek recht – had haar professor zich gestort op haar verblijfsaanvraag. Gedurende de periode dat de procedure liep, mocht Olga het land niet verlaten. Hij had gevraagd of ze het zeker wist. Zei begrip te hebben voor haar situatie en liet haar vrij om haar keuze te heroverwegen. Ze zouden de procedure later opnieuw kunnen starten. Tegelijkertijd wees hij haar op de gevaren van de straling die was vrijgekomen.
Ze belde iedere dag naar haar moeder maar ze wisten geen van beiden wat te zeggen. Mama sprak niet over papa of over de ramp en ze vroeg ook nooit naar Olga’s leven in Nederland. De navelstreng die jaren geleden al broos en breekbaar was geworden, scheurde vrijwel pijnloos aan haar kant af. De telefoontjes werden tweewekelijkse brieven. De enveloppen vulde ze met roebels en rapportjes over haar universitaire ontwikkelingen of een vertaling van een Nederlands dichter of schrijver. Een paar keer per jaar belde ze nog, vooral in een poging het contact met Maksim levend te houden. De gesprekken verliepen doorgaans stroef en het kwam steeds vaker voor dat ze met een gevoel van opluchting ophing; blij dat ze haar plicht weer had gedaan.
In de zomer van 1988 was ze met een geleende auto naar Kirove – haar geboortedorp – gereden, waar mama en Maksim na de ramp waren gaan wonen. Ruim twee jaar had ze hen niet gezien. Aan de grens was de auto doorzocht en geplunderd zodat ze met vrijwel lege handen bij hen aankwam, ze had alleen haar cheques nog. De lege blik in de ogen van haar moeder had haar de adem benomen. Schuchter hadden ze elkaar omhelsd. Ze gaf Maksim geld waarmee hij op de zwarte markt peperdure levensmiddelen kocht. Twee planken in de provisiekast hadden ermee gevuld kunnen worden. Op haar laatste avond probeerde ze haar moeder opnieuw over te halen naar Nederland te komen. Mama had slechts haar hoofd geschud. Toen zij op bed lag, had Olga het aan Maksim gevraagd. Hij kon in Nederland een veel beter leven hebben, mama kon vast wel bij het gezin van hun tante intrekken. Maksim had haar ruw onderbroken. Hij spuwde de woorden uit: ‘Ik ben niet zoals jij, ik laat mama niet in de steek. Nooit.’ Olga had niet geweten wat ze moest zeggen en Maksim vervolgde iets zachter maar niet minder scherp: ‘Ik heb deze twee weken geen scène willen maken. Maar ik zie mama wegkwijnen. Elke dag zie ik haar verdriet. Ze rouwt niet alleen om papa. Ze rouwt ook om jou. Binnen 24 uur is zij zowel haar man als haar dochter kwijtgeraakt. Dat kun je niet met een paar cheques goedmaken. Voor mij heb jij als zus afgedaan’.
Hij was er niet geweest toen ze de volgende ochtend vertrok. Ze doorkruiste in hoog tempo het vlakke steppeland en toen ze de grens bij Polen overstak, vroeg ze zich af wanneer ze het land terug zou zien.
Er zat geen rek in een bloedeloze familieband. Ze was naar de bruiloft van Maksim en Niena gegaan maar had nauwelijks een woord met het paar gewisseld. Haar hoofd vertelde haar dat het gedrag van haar broertje begrijpelijk was. Dagelijks werd hij geconfronteerd met het verdriet van zijn moeder, waar zij, Olga, debet aan was. Logisch dat hij niets meer met haar te maken wilde hebben en haar slechts voor de vorm had uitgenodigd. Het had geen zin zich te verdedigen, ze had zijn houding te aanvaarden en wellicht dat de tijd hem uiteindelijk milder zou stemmen. Het enige wat ze kon doen was zelf de openheid bewaren.
Haar tante sloot haar in de armen en fluisterde Olga toe: ‘Je moeder is zo trots op je!’ Ze wist dat het niet waar was, maar het deed haar goed dat er in ieder geval één familielid was die wat warmte toonde.
Bij de geboorte van het eerste kind van Maksim stuurde ze een pakket met luiers, babyvoeding, kleertjes en wat algemene levensmiddelen. Ze kreeg een formeel bedankje van Maksim en Niena, twee dagen later gevolgd door een brief van Niena die haar liet weten buiten medeweten van Maksim om te handelen. Het speet haar dat de relatie tussen Olga en Maksim zo kil was en ze wilde laten weten dat zij er anders over dacht, maar dat ze haar echtgenoot naar buiten toe niet kon en wilde afvallen. Olga had de brief enkele dagen op zich in laten werken voor ze besloot Niena te bellen op een tijdstip dat Maksim waarschijnlijk niet thuis zou zijn. In de maanden die volgden, belde ze vaker en langzaam maar zeker ontstond er tussen hen een band. Olga was blij dat ze op een zijdelingse manier bij het leven van Maksim betrokken was. Het bood de mogelijkheid niet alleen met het hoofd te begrijpen maar ook met haar hart.
Het was met het overlijden van mama toen ze elkaar weer zagen. Buiten een enkele blik van bemoediging en begrijpen, was er tussen haar en Niena niets geweest dat kon wijzen op hun bestaande contact. Olga had een week bij haar tante gelogeerd. Toen ze op het punt stond afscheid te nemen, was Niena alsnog gekomen. Schichtig om zich heen kijkend had ze verteld dat Maksim zich helemaal in zichzelf teruggetrokken had en zelfs de kleine Kalyna niet om zich heen kon verdragen. Niena wist niet wat ze met de situatie aan moest. Hij was al tien dagen niet naar zijn werk gegaan en het was Niena onmogelijk met iemand te praten. ‘Ik bel je zodra hij weer aan het werk is’, had ze gezegd en daarna was ze weggesneld.
Tante had zorgelijk haar hoofd geschud. ‘Hij is niet zo sterk als jij. Hij aardt naar zijn moeder. Jij hebt het karakter van je vader. Ach, dat juist hij als eerste moest gaan…’
Olga had er de hele tijd aan moeten denken; leek zij op haar vader? Ze moest bekennen dat ze nauwelijks een beeld van haar vader had. Het was vooral haar moeder geweest die een stempel op het reilen en zeilen van het gezin gedrukt had, die altijd aanwezig was. Ze zou haar vader eerder als ‘gesloten’ hebben omschreven dan als ‘sterk’.
Wat betekende dit voor haar? Kwam zij ook als gesloten over?
De dag kroop voorbij, bijna nog trager dan de nacht. Zodra ze haar tweede college gegeven had, ging ze naar huis. Het was midden op de middag toen ze op de bank neerplofte. De hele dag had ze aan Maksim gedacht. En met zo’n intensiteit dat het haar beangstigde. Ze wilde hem zien, met hem praten. Al die jaren had ze gedacht dat ze niets kon uitrichten tegen zijn aversie, dat hij er zelfs recht op had. Niet zozeer omdat zij het verdiende maar omdat hij recht had op zijn eigen belevingen. Ze was ervan overtuigd geweest dat elke poging zichzelf te verdedigen alleen maar averechts zou werken. Waarschijnlijk was dit ook zo, meende ze nu nog steeds, maar ze had wel iets anders kunnen doen; ze had hem kunnen vertellen wat zijn afwijzende houding haar deed. Was het te laat? Dat mocht niet waar zijn. Ze moest hem spreken. Maar de telefoon was niet geschikt. Zou ze er naartoe gaan? De kerstvakantie naderde en daarna volgden de tentamenweken. Ze zou zonder al te veel geregel vier weken weg kunnen. Ze zou zelfs volgende week al kunnen gaan als de studenten studieverlof hadden. Nu begonnen haar gedachten te stromen. Overmorgen moest ze naar Den Haag voor het innen van de prijs. Vanochtend had ze deze afspraak gemaakt. Morgen was er één college en een vergadering waarbij ze wel gemist kon worden. Als ze nu vandaag begon met de meest belangrijke stappen van Het Plan, en daar de komende dagen hard aan zou werken, kon ze volgende week naar Oekraïne. Met de trein! Dat was een geweldig idee; het paste uitstekend in haar plan. Haar vermoeidheid was op slag verdwenen.
Ze startte de computer op, zette in de tussentijd thee, en pakte haar map erbij.
Het plan bestond uit twee delen, gebaseerd op twee doelstellingen. Het ene behelsde haar belofte ooit het geld uit de gevonden portemonnee terug te betalen; in veelvoud, anoniem en willekeurig. Om dit deel te realiseren, had ze portemonnees verzameld. Die zou ze – al reizend met het openbaar vervoer – hier en daar achterlaten. Nu ze zoveel meer geld had dan de benodigde honderdduizend, kon ze half Europa door met haar missie.
Het andere deel was moeilijker te realiseren. Ze had zich na de vondst in de metro voorgenomen iets goeds met het geld te doen. Dat had ze gedaan, maar slechts voor haar eigen leven. Ze had het besteed aan haar studie en de reis naar Nederland. Nu was het tijd iets goeds te doen voor anderen. Anoniem, maar niet willekeurig. Voor dat doel had ze nu ruim een jaar het internet afgezocht naar mensen die ze kon helpen. Niet door het geven van geld maar door dingen te doen, te regelen of te schenken. Zo was er een vrouw met een gehandicapt dochtertje. Het meisje vond het heerlijk om met de auto weg te gaan. Onlangs was de echtgenoot overleden en de vrouw had geen rijbewijs. Rijlessen waren duur en bovendien was ze bang. Ze meende dat ze veel meer lessen nodig zou hebben dan wie ook. Nu was ze afhankelijk van anderen die af en toe met haar en haar dochtertje een tochtje wilden maken. Olga had uitgezocht waar ze woonden, ze had een contract opgesteld voor een rijschoolhouder die bereid was voor een vast bedrag zo veel lessen te geven als nodig. Waren het er minder dan Olga berekend had, dan had de rijschoolhouder geluk, waren het er meer, dan had hij pech. Bovendien wilde Olga regelen dat de vrouw op parttime basis bij een pakketbezorgdienst kon gaan werken zodra ze haar rijbewijs had. Het moest een flexibele overeenkomst worden en Olga zou een jaar lang de helft van de werkgeverskosten voor haar rekening nemen. Als het jaar om was, moest de vrouw zich als goede kracht bewezen hebben zodat de werkgever het contract voortzette.
Er was een jonge man van Pakistaanse afkomst. Hij had al vanaf zijn geboorte een hartprobleem en tussen zijn tiende en zestiende had hij meer tijd in het ziekenhuis doorgebracht dan thuis. Hoewel hij intelligent was, had hij geen diploma van de middelbare school weten te behalen. Hij kon een toelatingsexamen voor het HBO doen maar hij miste de basiskennis die nodig was. Er waren scholingstrajecten maar die kon hij niet betalen. Hij werkte parttime omdat zijn gestel het niet toeliet fulltime te werken. Zijn droom natuurkunde te studeren leek onhaalbaar.
En zo waren er talloze gevallen waar Olga het afgelopen jaar op gestuit was. Mensen die net tussen de wal en het schip vielen wat betreft regelgeving of waarbij de samenloop van omstandigheden zo uniek was dat er eenvoudigweg geen passende financiering voor bestond.
Olga had een kleine veertig mensen op haar lijst staan maar ze wilde de lijst terugbrengen tot tien. Het was niet de bedoeling dat het een nieuwe levensvervulling werd en de zaken moesten daarom binnen een paar weken af te handelen zijn. Ze keek naar de namen op haar lijst en de trefwoorden die ze erbij geschreven had. Ze zag ineens dat er veel gevallen bij zaten die met taal te maken hadden. Mensen die om wat voor reden dan ook een taal wilden leren maar wie het niet lukte, mensen die boeken of andere geschriften wilden laten vertalen maar niet het geld voor een professionele vertaler hadden. Ze leunde achterover en dacht na.
Haar levensvervulling was taal. Vertaal- en schrijfwerk, literatuurgeschiedenis en taalcultuur. Wat, als ze die lijst met tien mensen nu eens liet zitten? Wat, als ze haar eigen vertaalbureau begon met daaraan gekoppeld een klein lesinstituut? Met het miljoen dat ze gewonnen had, was het waar te maken. Nu de kosmos zich niet aan de honderdduizend euro gehouden had, hoefde ook zij zich niet aan Het Plan te houden. Met een eigen vertaal- en lesinstituut kon ze heel wat mensen helpen. Het lag geheel in de lijn van haar leven en in dat van haar karakter.
Was de kosmos haar dan toch genadig en had het haar een antwoord gegeven op haar zielenvraag?
Ze had zich zelden zo licht, zo opgetogen, zo intens gelukkig gevoeld. Alles leek ineens weer te kloppen. Het oergevoel, het diep van binnen weten dat er voor haar gezorgd werd, was terug. Ze had het als kind altijd bij zich gehad maar was eraan gaan twijfelen op de dag dat haar vader was omgekomen. Gisteravond leek het erop dat ze het zelfs voorgoed kwijt was, dat ze gestraft werd voor hovaardigheid. Maar nu… Het was beter dan ze had kunnen bedenken. En ze realiseerde zich ook dat ze de inzinking van gisteren nodig had gehad. Dat het had bijgedragen aan de ontwikkelingen en inzichten van vandaag. Het had ervoor gezorgd dat ze was gaan nadenken over haar verstandhouding met Maksim en het had haar op een nieuw spoor gezet met betrekking tot de doelstellingen van Het Plan.
Nu durfde ze ook de woorden te zoeken voor wat ze gevoeld had gisteravond. Voor de angst en waar die vandaan kwam.
Woorden werkten twee kanten op. De ene keer kon Olga er emoties mee in bedwang houden maar andere keren versterkten ze juist de emoties of riepen ze die op. Een onbestemd gevoel, een vage angst waarvan ze de herkomst vermoedde en niet wilde ervaren, kon ze enigszins op afstand houden door er geen woorden aan te geven.
Woorden, woorden, woorden… Ze hadden magie. Ze konden haar tot tranens toe roeren. Beelden deden dat in veel mindere mate. Woorden maakten dingen absoluut, reëel. Soms was dat geruststellend, maar lang niet altijd. Angst kon soms beter vaag en onbestemd gehouden worden omdat dit ruimte bood voor hoop. Hoop dat er niets aan de hand was.
En Olga was jaren bang geweest, verschrikkelijk bang, dat de ramp in Tsjernobyl en het omkomen van haar vader, een straf voor haar persoonlijk was geweest. Een straf omdat ze haar eigen weg gekozen had. Toen ze vorig jaar haar plan opstelde, was dat mede om erachter te komen of de ramp wel of niet als straf bedoeld was. Won ze de benodigde honderdduizend, dan was dat het seintje dat het wel goed zat. Won ze het niet, dan was dat het bewijs van afkeur. Maar ze had geen honderdduizend euro gewonnen; het was veel meer geweest en ze had – opnieuw – geen idee gehad hoe ze dat moest opvatten.
Maar nu wist ze het, ze wist het zeker; het was een olijke knipoog, een bemoedigende streling over haar rug.
En nu had ze ook lekker de tijd om haar reis naar Oekraïne voor te bereiden. Met het opzetten van een eigen vertaal- en lesinstituut zou ze beginnen als ze weer terug was. Olga zuchtte van genot; wat een heerlijke vooruitzichten had ze ineens.
Ze was op de bank gaan liggen. Het deed nog steeds zeer als ze op haar rechterzij lag en ze lag daarom nu met haar hoofd naar de raamkant. De kamer zag er anders uit zo. Ze moest erom lachen. Ze moest overal om lachen. De grijns wist van geen wijken. Ze was vrij! Haar gedachten vlogen luchtig fladderend alle kanten op. Ze zou geen route uitstippelen voor haar treinreis. Ze nam stoptreinen en ze liet zich leiden door impulsen om uit en over te stappen, om misschien zelfs bussen te nemen en om hier en daar een gevulde portemonnee achter te laten. Het was jammer dat ze Rita niet mee kon nemen. Die zou van elke seconde genieten. Maar Olga wilde niet dat ook maar iemand op de hoogte zou raken van haar plannen. Zelfs Rita mocht niets weten.
Ze kwam overeind en voelde nu de vermoeidheid weer. Het enige wat ze vandaag nog wilde doen was op het internet kijken naar de mogelijkheden om een maand in Europa te treinen. Verder nog iets simpels koken en dan lekker vroeg naar bed.
Tegen vijf uur in de ochtend werd ze wakker. Ze wist zeker dat ze gedroomd had maar het was slechts een woordeloze sfeer uit haar kindertijd die zich liet vangen. De bijbehorende beelden bleven als glazige nevelwolkjes in de ruimte hangen. Olga dacht weer aan Maksim. Hoe kon ze hem geld geven of op een andere manier helpen zonder dat hij wist dat het van haar kwam?
Maksim. Waar hield hij eigenlijk van? Wat waren zijn dromen en wensen voor het leven? Als jongetje had hij in de voetsporen van zijn vader willen treden. Bij de beveiliging. Ze zag zijn jonge jongensgezicht weer voor zich. De serieus stoere blik in de ogen als hij bij hun flat ‘op wacht’ stond, een oud laken om zijn schouders geknoopt en een knoestige stok in zijn handen. Ze hadden er nooit over gepraat maar Olga vermoedde dat hij zijn jongensdroom gelijktijdig met hun vader had begraven.
Ze kon niet meer slapen. Als ze nu opstond, kon ze nog twee uur aan een vertaling werken voor ze naar de universiteit moest. Vanmiddag kon ze verder werken. Morgen naar Den Haag en als dat vlot verliep, kon ze ook dan nog een paar uur werken. Met een beetje geluk kreeg ze dan de opdracht al af. Vrijdag had ze twee colleges te geven en de rest van de dag kon ze besteden aan de voorbereidingen voor haar reis. Zaterdag kon ze weg. Ja! Zaterdag kon ze weg! De woorden zongen in haar hoofd. Neuriënd stond ze onder de douche.
Ze trok maximaal tien dagen uit voor de reis naar Maksim en Niena. Ze hoefde er niet voor 25 december te zijn aangezien het kerstfeest binnen de orthodoxe kerk toch pas op 7 januari gevierd werd. Haar laptop nam ze niet mee. Dat was vragen om moeilijkheden. In plaats daarvan zou ze een royaal notitieblok meenemen, een puzzelboekje, een kaart van Oost-Europa, haar mp3-speler en een leesboek. Kleren had ze uiteraard ook nodig en niet te vergeten een verzameling portemonnees. Met een handdoek om zich heengeslagen stond ze even later voor de spiegel. De stralende lach die ze zichzelf zond, zou in geen enkele tandpastareclame misstaan.
Ze was meer dan tevreden over haar nieuwe plan en het leven was heerlijk!
Het was zover, ze stond met een kleine koffer en een rugzak op het perron te wachten op de trein. Het was zondag. Er was toch nog wel veel te doen geweest de afgelopen dagen en het was niet haalbaar gebleken op zaterdag te vertrekken.
Olga keek naar de mensen om zich heen. Wie van hen zou ze een gevulde portemonnee gunnen? Ze bedacht meteen dat het maar goed was dat ze daar nauwelijks invloed op had. Ze moest de portemonnees op zo’n manier en op zo’n moment achterlaten dat het niet opviel en zij misschien al verdwenen was als ze gevonden werden. Door wie, zou ze dan nooit weten. Dertig portemonnees – verdeeld over koffer en rugzak – had ze bij zich waarin ze willekeurige bedragen aan biljetten en munten gestopt had. De ene bevatte bijvoorbeeld € 837,60 en een andere € 6.048,20. In totaal had ze bijna € 60.000,-- over de portemonnees verdeeld. Dat was het bedrag dat ze vrijdag had kunnen opnemen; het prijzengeld zou ze in de loop van de volgende week op haar rekening hebben staan. Voor de terugweg zou ze dan beetje bij beetje nog eens € 40.000 kunnen pinnen. In haar eigen portemonnee zat voldoende geld voor onderdak en eten en drinken voor de reis.
Nooit eerder had ze zoveel contant geld bij zich gehad.
Een zenuwachtige kriebeling joeg door haar lichaam toen ze de trein aan zag komen. Ze schuifelde achter een ouder echtpaar aan en keek om zich heen alsof ze voor het eerst een trein van binnen zag. Ja hoor, er waren mogelijkheden hier een portemonnee weg te moffelen. Ze kon hem eenvoudig op de richel die aan de raamkant naast de bank liep, neerleggen. Het was niet druk – het voordeel van de zondag! – en Olga had haar koffer en tas naast zich op de bank gelegd. Zo was ze er in ieder geval voorlopig van verzekerd dat ze alleen zat. Zodra de trein zich in beweging had gezet en er geen mensen meer langs liepen, ritste ze de rugzak open en viste er een portemonnee uit. Ze schoof hem zo ver mogelijk naast de lege bank voor haar. Het hart bonsde haar in de keel en ze voelde dat ze rood werd. Nadrukkelijk staarde ze naar buiten, maar ze kon het niet helpen dat haar blik telkens naar de portemonnee getrokken werd. Ze kon maar beter ergens anders gaan zitten. Aan de andere kant van het gangpad waren ook nog banken vrij en ze zat dan meteen in de zon. Een goed excuus om te verhuizen. Vanaf hier kon ze de portemonnee niet zien liggen maar ze kon wel mooi in de gaten houden of er mensen gingen zitten en wat er zou gebeuren als de portemonnee gevonden werd. Twee stations verder was het zover. Een oudere man met een meisje van een jaar of vier namen er plaats. Het meisje bij het raam. Een tas werd in het bagagerek gelegd en Olga hoorde de man zeggen: ‘Straks krijg je drinken. We moeten nog heel lang met de trein.’ Het meisje praatte aan een stuk door en de antwoorden van opa leken hoe langer hoe korter te worden. Het leek Olga dat hij moe werd van het babbelende kind dat overal een antwoord op verwachtte en ze moest stilletjes lachen. Straks kwam er natuurlijk een pop of een kleurboek tevoorschijn om het meisje bezig – en stil – te houden. Olga hoopte op een kleurboek met stiften. Er zou vast en zeker een keer een stift op de grond rollen en als ze die dan zouden oprapen, zou de portemonnee ontdekt worden.
Toen de trein afremde, stond de man op. Het meisje volgde zijn voorbeeld maar de man zei: ‘Nee, blijf maar zitten. Wij hoeven er nog niet uit. Ik pak Siepie voor je’. Hij haalde een knuffelbeest uit de tas en stopte die het meisje toe.
‘Opa, ik wil ook mijn boek, ga je mij voorlezen?’
‘Strakjes’, zei de man en legde de tas terug in het bagagerek.
Nieuwe passagiers kwamen binnen. Een jonge vrouw ging achter het meisje en haar grootvader zitten. Maar niet aan de raamkant. Ze knoopte haar sjaal los en legde die naast zich op de bank.
‘Opa, ik moet plassen’, hoorde Olga het meisje zeggen.
De man slaakte een zucht en zei: ‘Maar je bent net thuis nog geweest!’
‘Toen hoefde ik nog niet. Er kwam niets’, pruilde het kind.
‘Oké, als de trein weer rijdt, gaan we naar de wc.’
Toen ze even later opstonden en door het smalle pad richting het halletje liepen, zag Olga hoe de jonge vrouw van de bank erachter zich voorover boog. Toen ze weer overeind kwam, keek ze met een snelle blik om zich heen. Heel even kruisten hun blikken elkaar. Olga liet haar ogen zo neutraal mogelijk over de mensen in het treinstel glijden maar vanuit haar ooghoeken hield ze de jonge vrouw in de gaten. Zou ze doorhebben dat Olga had gezien dat ze iets oppakte? Zou ze opstaan en een ander plaatsje zoeken? Olga dacht terug aan het moment van jaren geleden waarop zij de witleren portemonnee gevonden had. De angst betrapt te worden werd vermengd met de opwinding over de vondst. De spanning van toen was nu opnieuw voelbaar.
De jonge vrouw verschoof wat, keek uit het raam. Ze pakte haar sjaal en rommelde toen in haar tas. Misschien stapte ze bij het volgende station al weer uit.
Het meisje en haar opa kwamen weer terug. Toen ze langs de jonge vrouw liepen, kwam deze overeind en terwijl ze haar hand met daarin de portemonnee naar hen uitstrekte, vroeg ze: ‘Meneer, is deze portemonnee van u? Hij lag daar onder het raam, naast uw bank’.
Olga kon het gezicht van de man niet zien toen hij antwoordde: ‘Ik heb inderdaad zo’n portemonnee, even kijken’. Hij voelde in zijn broekzak en mompelde: ‘Hoe kan die nu toch uit mijn broek gegleden zijn. Misschien toen ik de tas van mijn kleindochter in het bagagerek legde...’.
Het liefst zou Olga ingrijpen. Maar hoe? Wat kon ze zeggen zonder haar geheim prijs te geven? Ze zag hoe de man de portemonnee aanpakte, erin keek en er een bankbiljet uithaalde. ‘Ik weet niet hoeveel het vindersloon in procenten bedraagt, maar dit is het me toch wel waard’, zei hij tegen de jonge vrouw.
Hij speelde het goed, meende Olga, maar eerlijk vond ze het niet.
Bij het volgende station stapte ze uit. Het bleek Apeldoorn te zijn. Ze was een beetje van haar stuk gebracht door het gebeurde en ze besloot een kop koffie in de stationsrestauratie te drinken. Twee dingen zaten haar dwars. In de eerste plaats: zou het ook zo gelopen zijn als de jonge vrouw zich onbespied geweten had? Was Olga’s aanwezigheid van invloed geweest op het voorval? En in de tweede plaats: ze had het onrechtvaardig gevonden dat de man uiteindelijk de portemonnee gekregen had. Was liegen dan erger dan je iets toe-eigenen dat je gevonden had? In dit geval waarschijnlijk wel omdat het de bedoeling was dat de portemonnee gevonden – en gehouden – werd. Door wie was niet belangrijk. Ze gunde het de oude man evengoed als de jonge vrouw. Ineens had ze het gevoel dat ze een glimp van de essentie van het leven had opgevangen. Ze zat doodstil terwijl haar gedachten voorzichtig onderzoekend verder gingen. Als God een bedoeling met iets had, kon de eigengereide mens flink roet in het eten gooien. Daarom was het leven ook zo’n chaos natuurlijk. Maar was dat erg? Immers, wat voor de een goed was, kon voor de ander een ramp zijn. Een regenbui op een hete augustusdag was voor de boer een zegen, voor de bruid een vloek. De afweging welk belang zwaarder woog, was niet of nauwelijks te maken. Een dergelijke verantwoordelijkheid kon je ook niemand toewensen. De dingen moesten gewoon hun beloop hebben. Het water belandde uiteindelijk altijd in de zee. Hoe lang dat duurde en op welke manier het gebeurde, was onbelangrijk.
Zou de oude man nu last van zijn geweten hebben? Of kon hij het geld zo goed gebruiken dat hij geen schuld kende? Olga wist zelf maar al te goed hoe dat voelde… En de jonge vrouw, zou ze er spijt van hebben dat ze de portemonnee niet zelf gehouden had? Ze had ongetwijfeld gekeken wat erin zat. Ze had aan de man moeten vragen of hij bij benadering kon zeggen hoeveel er in de portemonnee zat. Dat had Olga zelf ook kunnen doen, bedacht ze nu. Dan was hij ongetwijfeld door de mand gevallen. Maar wat had dat dan weer teweeggebracht?
Olga zuchtte diep. Ze besloot dat ze de resterende portemonnees op het allerlaatste moment ergens achterliet zodat ze er geen getuige meer van kon zijn hoe en door wie ze gevonden werden. Het was wat God wellicht ook gedaan had; niet meer omkijken naar wat de mensen deden met de mogelijkheden die Hij ze schonk. Ze schrok er een beetje van, die gedachte was behoorlijk aanmatigend en ze schudde hem snel van zich af.
Ze pakte haar bagage en liep ermee naar het busplein. ‘Zwolle’, stond er op een van de bussen te lezen. Het was een sneldienst. Vooruit, waarom ook niet? Het enige doel dat ze zich voor vandaag gesteld had, was vanavond ergens in Duitsland overnachten. Via Zwolle en Groningen was dat goed haalbaar. De chauffeur vertelde haar desgevraagd dat de rit ongeveer een uur en een kwartier duurde en dat ze over vijf minuten vertrokken.
Ze ging in het midden van de bus zitten. Op het moment dat ze wegreden, zaten er nog negen anderen in de bus. Nu Olga had besloten de portemonnee pas op het laatste moment achter te laten, wist ze ook dat geen van haar huidige medepassagiers de portemonnee zou vinden. Het gaf haar rust; ze lette niet meer op hen en ze droomde weg naar Oekraïne.
Sinds het overlijden van haar moeder veertien jaar geleden, was ze slechts twee keer naar haar vaderland teruggegaan en logeerde dan bij haar tante. Beide keren had ze Maksim niet gezien en Niena had ze slechts kort gesproken. Ook het contact met Niena was zo uiteindelijk verwaterd. Toen in Oekraïne op de telefoonrekeningen ook de binnenkomende gesprekken te herleiden waren, kon Olga Niena niet meer bellen en Niena zelf kon het alleen nog maar via een openbare telefooncel. Een enkele keer was het gelukt Niena via tante aan de lijn te krijgen. Maar het was niet alleen omdat het zo omslachtig was elkaar te spreken dat het contact minder werd; het feit dat het allemaal zo stiekem moest, maakte elke vorm van contact beladen.
Hoe oud waren Maksims kinderen nu? Kalyna moest vijftien zijn. Het meisje was nog maar een baby toen Mama stierf. Marko en Iryna waren nu negen en zeven, meende Olga. Voor alle drie kinderen had ze een spaarrekening geopend waar ze elk jaar met hun verjaardag geld op stortte. Het ging geheel automatisch en de precieze data kende ze niet. Olga kneep haar ogen dicht en slikte de opkomende tranen weg. Het ging veranderen, het móést veranderen.
Verdorie, ze was nog nooit zo emotioneel geweest als in deze laatste dagen. Jack zou haar eens moeten zien zo, hij zou zijn ogen niet geloven. Was dit nu wat hij bij haar gemist had? Deze labiele, ongecontroleerde gevoelsuitingen waarvan noch Olga noch iemand anders wist wat ermee aan te moeten? Of zou Jack het wél geweten hebben? Zou hij zich sterk gevoeld hebben ten opzichte van haar, voelde hij zich beter in zo’n manlijke, beschermende vaderrol? Was zij soms te onafhankelijk, te zelfstandig voor hem geweest?
Maar Olga was honderd keer liever in haar normale doen. Ze wilde op zichzelf kunnen vertrouwen en bouwen. Zij zou zich niet in een dergelijke afhankelijke positie laten drukken. Door en voor geen enkele man. Jack kon de pot op!
Ze had Jack graag in de rol van beschermende vader gezien. Niet ten opzichte van haar, maar van de kinderen die zouden komen. Toen ze bijna drie jaar samenwoonden, werd de vruchtbaarheid van hun relatie aangetoond; ze raakte zwanger. Van de ene op de andere dag was ze dol op vanillevla maar verder veranderde er weinig. Het was fijn dat ze geen last van ochtendmisselijkheid had en dat haar bloeddruk heel normaal bleef. Verontrustender was het feit dat ze ook nauwelijks in omvang en gewicht toenam. Halverwege de vierde maand werd de situatie abnormaal genoemd. Echo’s wezen uit dat het kindje wel degelijk groeide, het ging alleen niet volgens het gemiddelde. De gynaecoloog voorspelde een groeispurt vanaf de zesde maand. Zo ver kwam het echter niet; in de vijfde maand hield het hartje op te kloppen. Olga had niet willen weten of het een jongetje of een meisje was geweest en in gedachten sprak ze steeds van ‘vruchtje’. Hardop zei ze ‘kindje’. De avond na de curettage vroeg Jack haar ten huwelijk. Olga had het gevoel de troostprijs toegekend te krijgen en zei ‘nee’. Voorzichtig had ze er vervolgens aan toegevoegd dat ze eerst dit verlies moesten verwerken, zij allebei. Jack had instemmend geknikt en was er nooit meer op teruggekomen. Hoe zou het gegaan zijn als ze ‘ja’ had gezegd? Had hij zich toch echt afgewezen gevoeld door haar ‘nee’? Zou een huwelijk een extra drempel zijn geweest om haar te verlaten en zouden ze dan nu nog bij elkaar zijn?
Het verlies van hun vruchtje leek voor Jack moeilijker te verwerken dan voor Olga. Misschien was het door het opgroeien in de Sovjet Republiek dat ze beter kon omgaan met tegenvallers en meevallers in het leven. Misschien was het ook gewoon haar karakter of misschien kwam het omdat ze beter dan Jack inzag dat niemand hier wat aan had kunnen doen, dat de natuur ervoor had gezorgd dat een vruchtje dat zich niet tot een volwaardig kindje kon ontwikkelen, afgestoten werd. Jack bleef er nog maanden vol emotie over praten. Ze probeerde hem te begrijpen en op te vangen. Op de dag dat het kindje na een voldragen zwangerschap geboren had moeten worden, kwam hij dronken thuis. Olga was ontzet. Niet omdat hij dronken was – ze had hem vaker dronken meegemaakt – maar omdat de geschiedenis hem zo aangreep. Diep in haar hart was ze teleurgesteld, had ze hem liever sterker gezien. En toen had ze het per ongeluk hardop uitgesproken. Had ze het kindje ‘vruchtje’ genoemd. Jack was opgesprongen, hij stond te wankelen op zijn benen voor hij de deur uit liep en riep: ‘Het was verdomme een meisje!’
Toen ze voor de tweede keer zwanger was, vertelde ze het alleen aan Rita. ‘Ik ben bang’, had Olga gezegd. ‘Ik ben bang dat ik het verdriet van Jack niet meer kan verdragen als het opnieuw misgaat.’
Rita had haar armen om haar heengeslagen en Olga had gevraagd: ‘Ben ik vreemd? Reageer ik raar? Ben ik onbegrijpelijk? Hard? Gesloten?’
Rita had geantwoord: ‘Ik ken niemand zoals jij. Jij reageert anders dan anderen. Maar ik kan je wel volgen, ik begrijp je wel. Ik zie jouw kwetsbaarheid en gevoeligheid ook heel goed, jij bent niet hard. Maar ik ben bang dat Jack dat niet ziet. Ik ben bang dat jij voor hem onbereikbaar bent. En dat maakt jullie beiden eenzaam.’
De tweede zwangerschap had nog geen zeven weken geduurd. Ze had Jack er nooit iets over verteld. Ze was inmiddels de dertig ruim gepasseerd en ze had op een avond gezegd dat het misschien niet meer zo verstandig was aan een baby te beginnen; de risico’s werden steeds groter vanaf nu. Lang hadden ze er niet over gepraat. Jack was naast haar op de bank komen zitten, had haar tegen zich aangetrokken en gezegd dat ze verstandig was. Het was de eerste keer dat hij niet vroeg hoe zij zich voelde, hoe het was voor haar om kinderloos door het leven te gaan. Zij op haar beurt vroeg ook niets.
Rita had gelijk. Ze waren als twee eilandjes die steeds verder van elkaar af dreven. En zij was onbewoond, ja zelfs onbewoonbaar gebleken…
Had ze iets kunnen doen? Had ze uit zichzelf moeten vertellen wat ze voelde? Of beter: had ze het moeten tonen? Haar angsten, haar teleurstellingen, haar verdriet en haar eenzaamheid? Misschien. Misschien, als ze het gekund had.
Waarom dacht ze toch zo vaak aan Jack? Ze kon niet eens zeggen dat ze hem miste of terugverlangde naar het leven van weleer. Als hij hier ineens tegenover haar stond, zou ze geen liefde voelen, dat wist ze zeker. Maar ze had ook geen hekel aan hem. Het had haar altijd verbaasd dat mensen na een scheiding zo vol afkeer van hun exen waren en niets anders deden dan hun gal over hen spuwen. Alsof er geen enkele herinnering meer was aan de liefde of de reden tot liefde die er toch ook was geweest.
Het was voor Olga of ze de mysteriën rond de liefde wilde ontrafelen of de vinger wilde leggen op wat er mis was gegaan en wat haar aandeel daarin was geweest. Steeds weer stuitte ze op andere vragen. Steeds weer kwamen er andere antwoorden; eenduidige conclusies leken er niet te trekken te zijn. Maar een ding was haar wel duidelijk; de magische aantrekkingskracht tussen tegengestelde polen verminderde aanzienlijk als een van beide polen aan onweerstaanbaarheid inboette. Dan was er weinig over van wat hen ooit tot elkaar gebracht had.
Het meisje zou nu bijna elf zijn geweest, dacht Olga en ze klemde de rugzak tegen haar buik. Als de missie voltooid was, zou ze zich vast en zeker beter voelen...
Van Groningen kon ze naar Leer in Duitsland. Daar nam ze de trein naar Bremen. Toen ze daar uitstapte, aarzelde Olga wat ze zou doen. Ze begon moe te worden. Ze zou zich door een taxi naar een pension kunnen laten brengen en vervolgens een restaurantje opzoeken om wat te eten. Maar ze kon ook de trein naar Hannover nemen, in de restauratiewagon eten en daarna in Hannover overstappen op een stoptrein richting Berlijn en uitstappen zodra ze dacht een leuk plaatsje te hebben bereikt.
Ze besloot tot het laatste. Er was niet zoveel aan om in je eentje in een restaurant te zitten. In de trein was dat minder erg en bovendien leek het haar leuker in een kleinere plaats te overnachten dan in Bremen. Naar Hannover was het maar een uur en dat betekende dat ze rond tien uur vanavond wel een pension kon hebben gevonden.
Niet elke trein beschikte over een restauratiewagon maar ze had geluk; de eerstvolgende trein had er wel een.
Olga had nu al vijf portemonnees achtergelaten en ze had er gaandeweg weer steeds meer plezier in gekregen. Het werd uiteindelijk precies zoals ze het zich eerder voorgesteld had. Straks, in de trein naar Hannover liet ze de zesde portemonnee achter en daarna in de laatste trein voor vandaag nummer zeven. Ze zou nog portemonnees tekort komen als ze in dit tempo doorging! Ze haalde onwillekeurig haar schouders op; wat maakte het uit, desnoods pinde ze nog meer geld! En morgenochtend voor ze weer op de trein stapte, moest ze maar twee nieuwe portemonnees erbij kopen. Elke dag twee portemonnees erbij, dan moest ze het kunnen redden.
De vreugde over haar geheime project was weer helemaal terug.
Het was druk in de trein. Olga liep meteen door naar de restauratiewagon en ging aan een tweepersoonstafeltje zitten. Ze haalde de kaart tevoorschijn en keek waar ze nu precies zat en hoe ze haar reis zou kunnen vervolgen. Om in Hannover een stoptrein richting Berlijn te nemen, was inderdaad een goede mogelijkheid. Morgenavond zou ze ergens in Polen kunnen zijn. Dan kon ze er een paar dagen over doen om in Oekraïne te komen en ook daar had ze dan een paar dagen om naar Kirove te reizen. Op de terugweg zou ze de zuidelijke route terug naar Nederland kunnen nemen; via Roemenië en Oostenrijk. Ze stopte de kaart weer weg en pakte de menukaart van het zelfbedieningsbuffet. Lastig, dat ze met haar rugzak en koffertje eten moest gaan halen, maar ze durfde haar bagage niet zomaar achter te laten.
Plotseling had ze het gevoel dat er iemand naar haar stond te kijken. Toen ze opkeek, zag ze een man vlak bij haar tafeltje staan. Aarzelend maar beleefd vroeg hij of ze er bezwaar tegen had als hij bij haar kwam zitten. Hij wees op de vrijwel geheel bezette wagon. Ze maakte met een hoofdbeweging duidelijk dat hij plaats kon nemen en zei: ‘Alstublieft, gaat u zitten’. Ze keek heimelijk toe hoe hij zijn jas uittrok, opvouwde en in het bagagerek legde. Hij had mooie handen. Was haar dat ooit eerder opgevallen aan iemand? Olga voelde dat ze kleurde.
Het was alsof hij haar eerdere overwegingen geraden had want hij zei: ‘Als u uw keuze gemaakt heeft, laat mij dan uw maaltijd voor u halen, dan kunt u bij uw bagage blijven’.
Ze knikte hem glimlachend toe. ‘Dank u, dat is erg vriendelijk van u’, zei ze en ze pakte opnieuw de menukaart. Zojuist had ze gedacht aan een typisch Duitse cafetariamaaltijd; aardappelsalade met braadworst, maar nu scheen haar keuze haar toch wel een beetje ordinair toe. Het onverwachte gezelschap van een man met mooie handen gaf haar het gevoel uit eten te zijn met iemand op wie ze een goede indruk diende te maken. Ze besloot de zalmfilet te nemen met gebakken aardappelen en een groene salade.
‘En wat wilt u erbij drinken?’
Zou ze een witte wijn nemen? Dat was wel lekker bij de vis. Ze greep haar tas en wilde er haar portemonnee uit nemen. Maar de man hield haar met een subtiel gebaar tegen en zei: ‘Ik wil niet dat u betaalt voor iets dat u nog niet gekregen heeft’.
Ze keek hem na terwijl hij naar het buffet liep. Och hemel, was dit gewoon een hoffelijke Duitser?
Nu moest ze niet raar gaan doen. Of raar gaan denken. Het kwam vast door haar labiel emotionele toestand dat ze ineens van die kriebelingen voelde. Ze moest haar hoofd koel houden en de afstand bewaren. Ze had toch niets aan iemand die in een ander land woonde. Toch kon ze een glimlach niet onderdrukken toen hij met twee dienbladen weer bij haar aan het tafeltje aanschoof.
Ook hij had zalm genomen maar in plaats van aardappelen had hij groene tagliatelle met – zo leek haar – een romige dillesaus gekozen. Ze waardeerde zijn keuze. Het kon natuurlijk toeval zijn maar haar intuïtie vertelde haar dat hij zijn menu op het hare had afgestemd. Niet exact hetzelfde maar ook niet te zeer afwijkend. Ook hij had een glas witte wijn.
Ze toastten met elkaar. Hij zei: ‘Ik zou willen zeggen: “Op de kennismaking”, maar dat stelt mij voor een probleem. Ik ken uw naam niet eens en dus kan men niet van een kennismaking spreken’.
‘Ik begrijp de hint’, zei ze op quasi serieuze toon, ‘mijn naam is Olga.’
Hij lachte en zei: ‘Dank u. Maar ik hoop dat u mij wilt geloven als ik zeg dat het niet in mijn bedoeling lag op slinkse wijze uw naam te achterhalen’.
Olga zei: ‘Maar natuurlijk geloof ik u…’
‘Dan dank ik u alweer’, zei hij en hij stak haar zijn mooie hand toe. ‘Mijn naam is Coen.’
‘Aangenaam kennis te maken, Coen. En nu we dan elkaars naam weten, laten we dan ook het ‘u’ maar achterwege laten. Dat klinkt zo formeel.’
Ze dacht: als straks blijkt dat hij vertaler is, bied ik hem onmiddellijk een contract aan…
Maar nee, hij was geen vertaler. Ze kon het niet helpen dat ze toch een beetje teleurgesteld was. Hij had gevraagd waar ze vandaan kwam omdat hij haar accent niet thuis kon brengen. Olga had verteld dat ze in Oekraïne was geboren maar nu al bijna 25 jaar in Nederland woonde. Daarop had hij gezegd over twee maanden naar Oekraïne te gaan in verband met een reportage over Tsjernobyl. ‘In april is het 25 jaar geleden dat de kerncentrale ontplofte. Maar dat zul je ongetwijfeld weten’, had Coen gezegd.
Ze was niet op de opmerking ingegaan maar had doorgevraagd naar zijn werk. Coen was freelance journalist. Meestal schreef hij artikelen voor de ‘Tagesspiegel’ in Berlijn – zijn woonplaats – maar ook schreef hij regelmatig voor de landelijke pers. Af en toe was hij betrokken bij reportages die voor de Duitse televisie gemaakt werden.
Hij had in ieder geval wel iets met woorden.
Ze spraken door over zijn werk en het hare en voor ze er erg in had, naderden ze Hannover. Ze had in geen tijden zo geanimeerd zitten praten. Coen vroeg nu waar ze naar toe ging en even wist ze niet wat ze zou zeggen. Ze vermoedde dat hij zelf door zou reizen naar Berlijn. Zou ze ook naar Berlijn gaan? Hoe lang duurde die reis nog? Ze wist ook geen enkele plaats te noemen op het traject naar Berlijn waar ze uit zou stappen onder het mom van vriendenbezoek. Bovendien zou hij de intercity nemen en zij had gedacht aan de stoptrein. Het zweet brak haar uit. Wat nu? Ze deed alsof ze de vraag niet gehoord had en pakte haar rugzak. Ze mompelde dat ze nog snel even naar het toilet ging. Daar kon ze even op de kaart kijken en ook kon ze er meteen een portemonnee achterlaten.
Het was bijna half negen nu. Het leek haar dat het nog wel minstens twee uur naar Berlijn was. Stel dat ze om elf uur in Berlijn waren. Ach, dat kon toch wel? Ze zou zeggen dat ze op weg was naar vrienden in Polen. Snel zocht ze een plaatsnaam op. Of nee, ze zou gewoon zeggen dat het een plaatsje in de buurt van Gdansk was. Dat kon ze tenminste onthouden. En het was logisch dat ze daar nu niet meer naartoe reisde. En waar ze nu overnachtte, maakte niet uit. Ze haalde diep adem, bekeek zichzelf in de aangeslagen spiegel en opende de deur van het toilet. Oh, de portemonnee. Ze trok zich weer terug, pakte een portemonnee en mikte hem achter de toiletpot.
Ze was nog maar net terug in de restauratiewagon toen de trein vaart minderde. Keek Coen haar onderzoekend aan of leek dat maar zo? Terwijl ze haar jas aantrok, vroeg ze: ‘Ga jij nu door naar huis, naar Berlijn?’
‘Ja. En waar ga jij naar toe?’
Ze zei: ‘Ik ben op weg naar mijn broer in Oekraïne. Maar ik ga eerst bij vrienden in Polen langs. Ik was van plan hier in Hannover te overnachten en morgen verder te reizen’.
Hij vroeg: ‘Waarom neem je de nachttrein niet?’
Op die vraag was ze niet bedacht. Gelukkig kon ze meteen wat verzinnen. ‘Ik slaap niet graag in een trein. En ik heb de tijd, daarom ga ik liever naar een hotel of pension.’
De trein stond stil en ze pakte haar bagage en liep voor Coen uit naar het halletje. Wat was dit een rare situatie. Moest zij nu uit zichzelf zeggen dat ze wel door wilde reizen naar Berlijn? Ze kon zichzelf toch niet zomaar in de aanbieding gooien?
Op het perron draaide ze zich naar hem toe. Hij stak zijn hand naar haar uit en zei: ‘Ik vond het erg leuk je ontmoet te hebben. Jammer dat het maar zo kort was. Veel succes met je werk en goede reis.’
Ze slikte en knikte. ‘Ja, ik vond het ook erg plezierig.’
Hij draaide zich om en liep in de richting van de roltrappen. Vertwijfeld bleef Olga staan. Toen haalde ze haar schouders op en liep naar de informatieborden. Dan maar het oorspronkelijke plan volgen. De stoptrein naar Berlijn ging over tien minuten. Ze volgde de borden naar het juiste perron. De trein stond al klaar en ze zocht een plaatsje in een lege coupé.
Hij was vast getrouwd of woonde samen. Logisch dat hij geen verdere toenaderingspogingen deed. Maar jammer was het wel. En dat kwam niet alleen door zijn mooie handen. Er was iets in hun contact geweest dat haar geraakt had. Misschien was het simpelweg de aandacht van een aantrekkelijke man.
Na Jack was ze twee keer uit geweest met een kennis van Rita. Hoewel het een alleraardigste en sympathieke man was, interessant ook, had ze geen klik gevoeld. Gelukkig was dat wederzijds. Nadien hadden ze elkaar nog een paar keer gebeld maar aangezien een gezamenlijke toekomst niet aan de orde was en kennelijk ook de behoefte tot een gewone vriendschap bij hen beiden ontbrak, was het contact al snel verwaterd. Ze had bovendien ook het gevoel dat ze nog helemaal niet toe was aan een nieuwe relatie. Ze werd te zeer in beslag genomen door Het Plan; ze wilde eerst een aantal dingen uit haar leven – en haar relatie met Jack – verwerkt hebben. Misschien was ze ook te zeer een einzelgänger. Ze vond het heerlijk om alleen te zijn, om haar leven in te delen zoals zij dat wenste.
En toch, toch voelde ze de eenzaamheid nu over zich heen golven. Ze kon wel huilen, stomme labiele tut die ze was…
Ze keek uit het raampje naar de mensen op het perron. Sommigen kwamen gehaast aanrennen, anderen hadden kennelijk iemand weggebracht en stonden nu te wachten tot de trein zich in beweging zette. Een man stond uitbundig kushandjes te geven aan zijn geliefde in de trein. De deuren sloten zich. En toen ineens zag ze hem. Hun blikken kruisten elkaar, hij schudde langzaam zijn hoofd. De adem stokte Olga in de keel. Ze voelde het bloed uit haar gezicht wegtrekken. Betrapt…
Welbeschouwd had ze niets fout gedaan. Ze had alleen de waarheid niet verteld. Maar daar had ze haar redenen voor. Redenen die niets met hem te maken hadden. En toch voelde ze zich betrapt.
Wat had hij daar op het perron gedaan? Was dat toeval? Of was hij haar gaan zoeken? Had het hem gespeten dat het tot zo’n abrupt afscheid was gekomen? Was hij teruggekomen en had hij gezien dat ze het station niet uit ging? Wat moest hij nu dan wel denken van haar? Ze had gelogen, ze ging niet in Hannover overnachten. Ze reisde verder, richting Berlijn nog wel. Maar niet met zijn trein. Het moest op hem zijn overgekomen alsof ze van hem af had gewild.
Bah, ze wilde zich hier helemaal niet druk over maken. Ze had andere dingen te doen. Dus nu even logisch denken. Goed; hij was leuk. Maar dan nog? Hij had werk en een huis in Berlijn. Dat was niet direct naast de deur. Zij had heel andere plannen met haar leven. Een eigen vertaalbureau. Inderdaad, dat zou ze ook best in Duitsland kunnen oprichten. Onmogelijk was dat niet. Maar zou ze Nederland wel willen verlaten? En haar werk aan de universiteit opgeven? De contacten binnen het wetenschappelijke wereldje waren een bron van inspiratie voor haar. Dat wilde ze niet kwijt.
Dus… geen plaats voor een Duitser in haar leven!
Het speet haar dat het zo gelopen was. Dat hij nu wellicht met een kater terugkeek op hun onverwachte ontmoeting, had hij niet verdiend. Maar daar kon ze niets meer aan veranderen. Het was geen reden om zich nu zo terneergeslagen te voelen.
Bij het vierde station stapte ze uit in een plaatsje dat Dedenhausen heette. Portemonnee nummer zeven had ze tussen twee banken laten glijden. Het perron was verlaten. Met haar rugzak aan één band over haar schouder geslagen en de koffer met zich meetrekkend, liep ze het kleine station uit. Onder het afdak bleef ze staan en keek nieuwsgierig om zich heen. Natte sneeuw zoog zich vast op de donkere geplaveide straat. Zou hier wel een hotel of een pension zijn? Er was geen taxi te bekennen. Ze wilde zich juist omdraaien om te kijken of het loket bemand was, toen ze een bordje met een pijl en ‘hotel’ zag. Er was dus inderdaad een hotel hier, gelukkig, en ze besloot te gaan lopen. Het leek haar dat het niet ver kon zijn.
Ze volgde de aanwijzingen langs romantisch aandoende vakwerkhuizen en voelde zich ineens op vakantie. Hier liep ze dan, in Duitsland, in een plaatsje waar ze nog nooit eerder van gehoord had. Het leek dagen geleden dat ze de deur van haar huis achter zich had dichtgetrokken. Ze kon niet anders zeggen dan dat deze eerste dag van haar reis een heel avontuur geworden was met veel verschillende indrukken en ervaringen.
Na een minuut of tien lopen zag ze het hotel. Ook dat was in vakwerkstijl opgetrokken. Het zag er uitnodigend uit en was veel groter dan ze had verwacht. Er was een vergader- c.q. feestzaal aanwezig en zelfs een klein winkeltje. Ze bestelde alvast het ontbijt voor morgenochtend negen uur op haar kamer. Een lunchpakket behoorde ook tot de mogelijkheden. Ideaal. Ook dat regelde ze. Het was bijna half elf toen Olga haar kamer betrad; een knus vertrek onder de schuine, donkere balken. Ze had koude voeten en ze nam eerst een warme douche voor ze onder het behaaglijke donsdekbed kroop. Het leek haar dat dit dekbed een stuk dikker was dan de dekbedden die ze in Nederland hadden. Ze zou op de terugweg hier in Duitsland eens kijken of ze een fijne kon kopen.
Naast haar op het nachtkastje lagen een paar folders en ansichtkaarten met de toeristische trekpleisters uit de omgeving. In het naburige dorp Peine was in een chocoladefabriek de grootste chocoladekerstman ter wereld te bewonderen. Het geval was 2.60 meter hoog en woog bijna 150 kilo. Als er in Peine een station was vanwaar ze naar Berlijn zou kunnen reizen, ging ze daar morgen lekkere kerstchocolade voor de kinderen van Maksim en Niena kopen. Wat toevallig dat ze juist hier terecht was gekomen! Daar was het weer, het magische gevoel dat er voor haar gezorgd werd. Maar het werd vrijwel direct ingehaald door de gedachte aan Coen. Waarom had ze hem dan ontmoet en was het niet tot een vervolg gekomen? Had ze een signaal genegeerd? Had ze haar impuls moeten volgen en hem moeten vertellen dat ze op weg was naar Berlijn? O nee, dat was onlogisch, als ze wel samen verder waren gereisd, zou ze nu niet in de buurt van de chocoladefabriek gezeten hebben. Of was de chocoladefabriek er alleen maar om haar goed te doen voelen? Was het om haar van Coen af te leiden? Pfff… onzinnige gedachten die helemaal nergens toe leidden. Ze moest ophouden. En snel ook.
Maar hoe ze ook probeerde aan andere dingen te denken, toch zag ze steeds de blik in zijn ogen weer voor zich toen hij daar op het perron had gestaan. Wat was het geweest? Ontgoocheling? Ongeloof? Teleurstelling? Ze had hem toch onmogelijk de waarheid kunnen vertellen. En een of andere smoes, een aannemelijk verzinsel, was domweg niet in haar opgekomen. Ze was het niet gewend om te liegen. Ze was er gewoon niet goed in. Dat wist ze immers al sinds ze klein was.
Ze draaide zich om op haar zij, trok haar knieën hoog op. Ze hoorde gedempt het geluid van een kerkklok. Elf slagen waarna de wereld om haar heen verstilde.
Ze zou hem op kunnen sporen. Dat was niet al te moeilijk. Hoeveel journalisten met de naam Coen schreven voor de Tagesspiegel in Berlijn?
Ja, als ze weer thuis was en ze had nog altijd het gevoel dat ze een kans gemist had, dan zou ze dat doen.
Nu verstomden haar gedachten ook eindelijk en kon ze gaan slapen.
Begin 1990 – vlak na de val van de Berlijnse muur – was Olga met Rita en enkele van haar oud-studiegenoten naar Berlijn gegaan. Een groep van zeven kunstzinnige types die meenden te weten hoe de wereld eruit moest zien. Kunst en politiek werden vanuit het hart bedreven; er werd geblowd en gezongen. ‘Over de muur’ van het Klein Orkest schalde veelvuldig door de twee coupés die ze bezetten.
Olga hoorde niet echt in het gezelschap thuis, maar haar aanwezigheid werd hogelijk gewaardeerd. Niet zozeer omdat ze als vriendin van Rita gold, maar vanwege haar Oost-Europese achtergrond. Ze kwam uit een andere wereld die lange tijd tot de verbeelding had gesproken en die nu beetje bij beetje haar geslotenheid prijsgaf. Er werden haar vragen gesteld over zaken waar ze nog nooit over nagedacht had. Uiteindelijk waren de kunstenaars tot de conclusie gekomen dat het Sovjet regime haar burgers dom en monddood had gehouden; Olga was er het levende bewijs van. Er werd ook al gespeculeerd over het uiteenvallen van de Sovjetrepubliek en men vroeg Olga of ze zich Oekraïense of Russische voelde.
Het was een vraag die Olga daarna nog lange tijd had beziggehouden. Ze was geboren in de Sovjet Unie. Ze was er opgegroeid, het was haar moederland. Natuurlijk had haar dat gevormd, maar evengoed waren er andere dingen die haar gevormd hadden. Ze was meer dan een Russische of een Oekraïense. Oekraïne was haar geboortestreek, ze had herinneringen aan typisch Oekraïense gebruiken maar ze kon niet zeggen dat die belangrijker waren dan de invloeden van het grote volk waar ze destijds deel van uit had gemaakt. Thuis hadden ze Oekraïens gesproken, maar vaak ook Russisch. De officiële voertaal was Russisch maar Olga had nooit het gevoel gehad dat de verplichting Russisch te spreken haar in haar vrijheden aantastte. Haar vader had hen altijd voorgehouden dat Oekraïens te beperkt was. Daar kwam je in de wereld niet verder mee en dus was Russisch automatisch de taal van de mogelijkheden. Taal diende om te communiceren, om je wereld groter te maken. Dat het voor anderen kon gelden als bindmiddel met de eigen ‘stam’, dat het de wortels met de geboortegrond gezond en sterk maakte, wist ze wel maar het gold niet voor haar. Het was niet belangrijk. Wellicht miste ze eenvoudigweg het verlangen om zich op dat niveau met anderen verbonden te voelen.
Misschien miste ze überhaupt het verlangen zich met anderen te verbinden, was ze een einzelgänger in hart en nieren. Het was niet zo dat ze niets met andere mensen had. Dat anderen haar niet interesseerden. Maar ze was nou eenmaal geen sociaal dier.
Ze naderden Berlijn. Hier woonde hij dus.
Vanaf Berlijn waren er verschillende mogelijkheden om de grens over te steken. Het maakte niet uit welke route ze nam; ze zou gewoon de eerste de beste mogelijkheid benutten. Dat bleek de trein naar Kostrzyn te zijn. Daarvoor moest ze nog wel een keer extra op een ander station in Berlijn overstappen. Het betekende dat ze twee portemonnees in deze stad zou achterlaten. De eerste liet ze achter in het bagagerek, net op het bredere metalen tussenstuk. De tweede liet ze vallen bij het uitstappen. Ze raakte er steeds bedrevener in en het was leuk wat nieuwe plekken en methoden uit te proberen.
Toen ze een plekje in de trein naar Polen had gevonden, pakte ze haar lunchpakket. Ze had uit twee kunnen kiezen: standaard of luxe. De luxe zat in een klein koeltasje en ze had die genomen om daar later de chocola uit Peine in te kunnen bewaren. Ze had meer dan twee kilo gekocht aan allerhande kerstchocolade. De grootste chocoladekerstman was een heuse attractie geweest waarmee menigeen op de foto had gewild. Vanaf de chocoladefabriek was ze naar het station gelopen. De zon scheen fonkelend op de besneeuwde bergtoppen. Het gaf haar de sensatie van immense vrijheid.
Haar gedachten gingen naar de toekomst. Deze missie was steeds meer op een afrekening met het verleden gaan lijken. Op allerlei vlak. Ze kon er de reikwijdte niet van overzien en ze zou tijd nodig hebben om alles goed te begrijpen, maar ze wist zeker dat deze reis een ommekeer in haar leven was. Daar hoorde ook de heftigheid van haar gevoelens en emoties van deze laatste dagen bij. Het was of alle ingrediënten uit haar bestaan door elkaar geschud werden en een nieuw plekje kregen. Het was niet zo dat haar leven eerder verkeerd of onvolledig of vol met onverwerkte zaken was. Het proces waar ze nu in zat, was alsof ze een kast opnieuw indeelde. De oude indeling was niet per se verkeerd geweest, verre van dat; hij was doelmatig geweest voor de spullen die ze had en de manier waarop zij ze gebruikte. Nu ging ze opnieuw aan het ordenen en indelen. Ze haalde dingen naar voren die ze meer was gaan gebruiken, gooide andere spullen weg en weer andere moesten alleen maar flink afgesopt worden. Ze wist tevens ook dat de nieuwe indeling geen definitieve, vaste, zou zijn. Te zijner tijd zou ze opnieuw aan het ordenen gaan. Misschien minder grondig dan nu, maar het ging gebeuren. Niets in het bestaan was voor eeuwig en altijd even doelmatig. Leven betekende per definitie verandering. Soms klein en geleidelijk. Soms groots en revolutionair. De grootste verdienste van alle levende wezens was dat ze zich konden aanpassen aan veranderende omstandigheden.
Olga pakte haar schrijfblok. Ze wilde opschrijven wat ze zoal meemaakte en dacht en voelde. Het was nodig om greep te houden op het hele proces. Via de spiegeling van het raam ving ze haar peinzende blik. Ze glimlachte. Haar hoofd en de rede zouden hun vaste plaats in haar bestaan niet verliezen. Maar haar hart mocht wel wat zichtbaarder worden.
Zodra ze het flink afgesopt had, kreeg het een meer prominente plek…
Ze was in Oekraïne, in de trein op weg naar Kiev. Het was de zesde dag van haar reis. De laatste dagen waren voorspoedig verlopen. Eén keer was er nog iets bijzonders voorgevallen met betrekking tot de portemonnees. Ze had er eentje onder haar bank geschoven, juist voor ze de trein verliet. Toen ze uitstapte, stapten een jongen en een meisje in en liepen naar de coupé waar Olga gezeten had. Op het moment dat ze langs hun raampje liep, werd er op de ruit getikt en wild gebaard door het meisje dat er was gaan zitten. De jongen was naar het halletje gerend, schreeuwde iets tegen de conducteur en daarna naar Olga. Ze had het niet verstaan; ze sprak geen Pools. De jongen zwaaide met de portemonnee naar haar en Olga begreep dat hij hem gevonden had en had geconcludeerd dat die van haar moest zijn. Ze had de portemonnee aangepakt en de jongen in het Duits bedankt en hem een biljet van 50 euro gegeven. Precies zoals de oudere man van de eerste portemonnee in Nederland had gedaan. Vindersloon.
Olga vroeg zich af wat er gebeurd zou zijn als ze gezegd had dat de portemonnee niet van haar was. Eerlijk als deze mensen waren, zouden ze vast naar de politie zijn gegaan. Hun dag was anders verlopen. Misschien een beetje anders, misschien totaal anders. Het kon zelfs zomaar dat hun hele leven een andere wending had genomen. Wat zou er bijvoorbeeld onderweg naar de politie zijn gebeurd? Waren ze door dat bezoekje op een andere afspraak te laat gekomen? Zouden ze daardoor iemand zijn misgelopen of kwamen ze juist hierdoor iemand tegen? Niemand kon dit weten. Het hele leven hing van dergelijke momenten, dergelijke samenlopen van omstandigheden, aan elkaar. Je hoorde dit soort verhalen ook altijd na grote rampen en ongelukken. ‘Als ik niet net die dag…’ of ‘Als ik vijf minuten later…’ of ‘Als toen niet net…’, enzovoort. In de meeste gevallen dat een bepaald plan of ritme van de dag doorbroken werd, bleef dit ogenschijnlijk zonder noemenswaardige gevolgen. Maar wie wist hoe vaak de mens aan dingen ontsnapte, juist door die kleine onregelmatigheden? Het leven werd niet alleen bepaald door dingen die gebeurden maar evenzeer door dingen die juist niet gebeurden. Was het leven toeval of was het voorzienigheid? Of een mix daarvan? Geen mens die het ooit met zekerheid kon stellen.
Het vraagstuk intrigeerde haar. Meer dan ooit had Olga het gevoel aan de basis van het leven te staan en lessen te leren die haar kijk op het leven veranderden. Ze genoot van de verwondering die ze voelde, van de antwoorden die ze vond. Maar evenzeer genoot ze van de prikkelende vragen waar ze vooralsnog het antwoord op schuldig moest blijven.
Aan het begin van de middag stapte ze uit op het hoofdstation van Kiev. Ze nam een hotel midden in het centrum. Olga stopte een vijftal portemonnees in haar schoudertas en liep in de richting van de metro. Bovengronds volgde ze de lijn naar het noorden van de stad tot ze moe en koud begon te worden. Toen ging ze ondergronds en nam de metro naar Obolon. Als laatste stapte ze uit en liet een portemonnee achter op de zitting van het tweede bankje. Boven gekomen liep ze moeiteloos de oude route naar huis. Ze bleef een tijdje staan kijken naar de troosteloze flats en daarna liep ze de straat uit, sloeg linksaf, nam een smal pad dat naar rechts kronkelde en daar stond het schooltje uit haar kindertijd. Het gebouwtje was gerenoveerd. Of op zijn minst geschilderd in de frisse Oekraïense kleuren geel en blauw. Op het plein waren speeltoestellen geplaatst. Er stonden enkele mensen bij het hek te wachten. Nog vijf minuten voor de school uitging. Toen na een kwartier het plein verlaten was, liep ze het gebouwtje binnen. De indeling was anders en aarzelend vond ze haar weg naar de kamer van het schoolhoofd. Ze hield haar adem in toen ze op de deur klopte en hem vervolgens opende. Twee mannen zaten samen te praten. Ze herkende hem aan de grove neus en de borstelige wenkbrauwen boven een paar peilende blauwe ogen. Hij was grijs geworden. Maar hij was het; de onderwijzer die haar vroeger boekjes uit de schoolbibliotheek van de ouderejaars had meegegeven en die haar extra opdrachten gaf in rekenen. De beide mannen keken haar afwachtend aan. Olga trok de muts van haar hoofd en trok haar donkere haren naar achteren als in een staart. Ze keek hem aan en zag een blik van herkenning in de ogen verschijnen. Hij liet haar blik niet los terwijl hij de andere man met een armgebaar te kennen gaf dat hij het kantoortje moest verlaten.
Toen zei hij: ‘Ga zitten, Olga, hoe staat het met je jeugdboekenreeks over de Grote Russen?’
Olga glimlachte. ‘Daar begin ik in het nieuwe jaar aan. Ik ga als zelfstandige werken en dat project staat bovenaan mijn lijstje.’
Ze keken elkaar aan en toen begonnen ze te praten en elkaar te bevragen. Olga vertelde over haar werk en leven in Nederland. Vooral de verhalen over de colleges aan de universiteit hadden zijn volle aandacht. Hij op zijn beurt verhaalde over de afgelopen dertig jaar waarin de ramp met de kerncentrale en de val van de Sovjetrepubliek hun enorme rol hadden gespeeld. Met de gevolgen van de ramp werden ze nog dagelijks geconfronteerd, vertelde hij en zijn ogen dwaalden van haar weg. Zijn vrouw was vier jaar geleden overleden aan kanker. Geen enkele wetenschapper kon zeggen of de ramp daar de oorzaak van was maar voor de inwoners van Kiev was het wel duidelijk.
Olga pakte de portemonnee uit haar tas die ze teruggekregen had van de Poolse jongen en legde hem op het bureau van de hoofdonderwijzer. Ze zei: ‘Ik heb van enkele vrienden en bekenden uit Nederland geld gekregen. Ik hoop dat er nog steeds af en toe een jongen of meisje is met een bovenmatige honger naar kennis die door hun onderwijzer op weg geholpen kan worden. Hier zit 10.000 euro in. Besteed het zoals je denkt dat goed is.’
‘Ik heb nog iets te doen’, had Olga gezegd, ‘maar ik zou het fijn vinden als we vanavond samen konden eten.’
De onderwijzer had haar uitnodiging met graagte geaccepteerd en ze spraken voor zeven uur af in haar hotel. Hij was met haar meegelopen naar de grote deur en had gezegd: ‘Ik ben mijn onderwijsloopbaan vijfendertig jaar geleden hier begonnen. Jij was mijn eerste leerling die opvallend intelligent en leergierig was. Aan het einde van dit schooljaar ga ik met pensioen. Met jou ben ik mijn schooltijd begonnen en ik heb het gevoel dat ik hem er ook mee afsluit. Hoe wist je dat ik hier nog werkte?’
Olga had hem aangekeken en gezegd: ‘Dat wist ik niet. Maar het moest zo zijn’.
Nu liep ze door de oude woonwijk. Een willekeurige voorbijganger wees haar desgevraagd naar het politiebureau in de wijk. Daar meldde ze zich met de mededeling dat ze een portemonnee gevonden had. In de metro. Ze werd meegenomen naar een apart kamertje voor het proces verbaal.
De agent liet thee komen en leunde achterover in zijn bureaustoel. Olga legde de witleren portemonnee op het bureau en zei: ‘Er is iets vreemds met deze portemonnee. Er zitten namelijk biljetten oude roebels in’.
De agent wierp haar een snelle blik toe en trok de portemonnee naar zich toe. Hij wees op het wapen en de initialen die in het leer gedrukt waren. I.K.T. ‘Mevrouw Irenka Kertsjenko Tatarinov. De dochter van de autobandenfabrikant; één van de rijkste families uit de jaren ’80 hier in Kiev.’
Hij opende de portemonnee en telde de roebelbiljetten voor zich uit op het bureau. Zeven biljetten van 250 roebel en twee van 500.
De agent keek Olga peinzend aan. ‘Dit is een bijzonder vreemde zaak. Vertelt u mij eens precies hoe en waar u deze portemonnee gevonden hebt.’
Olga haalde diep adem en vertelde rustig haar verhaal. ‘Ik was bij een oude vriend hier in Obolon op bezoek. Daarna wilde ik de metro weer naar het centrum nemen waar ik in een hotel logeer. Ik ben namelijk op doorreis naar mijn familie in het oosten van het land. Ik had de vorige metro net gemist en daarom stond ik helemaal vooraan toen de volgende arriveerde. Naast mij stonden enkele jongeren die snel voor mij instapten en de linkerkant van de wagon opliepen en daar gingen zitten. Ik ging rechts en daar zag ik op het tweede bankje aan de raamkant, links van het gangpad, deze portemonnee op de zitting liggen. Omdat er niemand in de metro zat toen ik instapte én omdat hij daar zo open en bloot lag, wist ik dat degene die hem kwijt was geraakt, nog maar net was uitgestapt. Ik stapte daarom zelf ook meteen weer uit om te zien of ik iemand zag die de eigenaar of eigenaresse van deze portemonnee kon zijn. Maar er waren te veel mensen op het perron; vrijwel iedereen kon ervoor in aanmerking komen. Ik keek toen in de portemonnee of ik een naam of een andere aanwijzing zou vinden om de eigenaar te achterhalen maar ik zag slechts de oude roebelbiljetten. Dat bevreemdde mij en ik besloot naar de politie te gaan. Ik vroeg iemand of er in deze wijk een bureau zat en zo kwam ik bij u terecht.’
De politieman schoof zijn stoel een beetje schuin, zodat hij een goed zicht op de monitor had en trok het toetsenbord van de computer naar zich toe.
‘Uw naam alstublieft.’
‘Kan ik met mijn initialen volstaan? Ik zou graag anoniem willen blijven.’
Weer een vlugge blik van de agent. Hij zei: ‘U hebt geen misdaad begaan. Initialen of zelfs een anonieme melding zijn voldoende’.
Hij zweeg even en zei, steunend op zijn ellebogen: ‘Ik zal straks contact opnemen met de familie Kertsjenko Tatarinov. Het kan zijn dat zij u graag willen spreken of mogelijk zelfs willen belonen’.
‘De roebels zijn niets meer waard.’
‘Misschien is deze vondst voor hen van een andere, persoonlijke waarde. Bovendien heeft dit voorval nieuwswaarde. Hoe komt het dat een portemonnee met oud geld gevonden wordt? Na overleg met de familie zal ik de krant inlichten. Een journalist zal u naar alle waarschijnlijkheid willen spreken.’
‘Zoals ik al zei, ben ik op doorreis naar mijn familie in het oosten van het land. Ik heb geen tijd om wie dan ook te woord te staan. Daarbij komt dat ik geen behoefte heb aan publiciteit. Ik vertel u alles wat u weten wilt. Wat u daar verder mee doet, is uw zaak.’
De politieman keek haar aan, wilde iets zeggen maar Olga was hem voor: ‘Zoals u zelf al aangaf, heb ik geen misdaad begaan. Ik had de portemonnee ook zelf kunnen houden, ik had hem weg kunnen gooien of door iemand anders kunnen laten afgeven. Maar ik ben persoonlijk naar u toegekomen en ik vertel u mijn verhaal. Daar zullen anderen het ook mee moeten doen.’
De agent keerde zich naar het beeldscherm. ‘Uw initialen alstublieft.’
‘O.V.’
Een half uur later stond Olga buiten. De schemer had inmiddels ingezet. Ze keek op haar horloge. Het was bijna vijf uur, vrijdag 22 december. Het was vandaag precies 29 jaar geleden dat ze als dertienjarig meisje de portemonnee gevonden had. De initialen en het wapen die erin gedrukt stonden, had ze destijds als versiering opgevat. Later, toen ze haar eerste echte baantje in Nederland had en geld begon te verdienen, was ze gaan sparen. Enkele weken voor het uitroepen van de onafhankelijkheid van Oekraïne was ze naar het grenswisselkantoor gegaan en had ze de portemonnee gevuld met zeven biljetten van 250 roebel en twee van 500. Ze knisperden niet zoals de originele biljetten hadden gedaan. Pas op dat moment had ze de versiering herkend als een familiewapen en initialen.
Waarom ze de portemonnee weer gevuld had met het oorspronkelijke bedrag, kon ze niet zeggen. Ze had geen duidelijke plannen gehad de portemonnee terug te geven want hoewel ze verschillende malen terug geweest was in Oekraïne, had ze Kiev altijd gemeden. Pas gisteren had ze geweten wat haar te doen stond.
Twee dagen had ze door Oekraïne gereisd. De avond ervoor was ze in Zaporozhye aangekomen. Ze had nog verder met de trein kunnen reizen maar ze had voor de bus naar Kirove gekozen. Aan het begin van het dorp stapte ze uit. Ze had nog één portemonnee over. Die was bestemd voor Maksim.
Gaandeweg haar reis had Olga besloten voor de terugweg geen nieuwe portemonnees te halen. Kirove was haar eindbestemming en als ze daar was aangekomen, was tevens haar missie voltooid. Het was goed geweest, meer dan goed.
Onderweg kocht ze brood en vleeswaren en melk. Naarmate ze dichterbij kwam, werd ze nerveuzer. Hoe zou Maksim reageren? Vreemd genoeg had ze zich er de hele tijd van overtuigd gevoeld dat het goed zou komen. Dat hij net zo blij zou zijn als zij als ze weer nader tot elkaar waren gekomen. Maar waar was die overtuiging op gebaseerd? Het was eigenlijk net zoiets als de wetenschap dat haar onderwijzer van vroeger er nog was. Ze kon het niet feitelijk weten maar iets zei haar dat het zo moest zijn.
Een meisje en een kleine jongen zaten op het sneeuwvrij gemaakte stoepje voor het huis. Olga stond aan de grond genageld. Wat leek het meisje op mama! Dit moest Kalyna zijn. De twee kinderen draaiden zich naar haar toe. Olga had geen flauw idee wat ze moest zeggen of doen. Ze bleef naar Kalyna kijken en liep toen langzaam op hen af.
‘Dag’, zei ze, ‘zijn jullie Kalyna en Marko?’
‘Ja’, antwoordde het jongetje.
‘Ik ben Olga. Zijn jullie papa en mama thuis?’
Het meisje sprong op en greep haar broertje bij de hand. Ze verdwenen via de zijkant van het huis.
Olga bleef besluiteloos staan. Ze kon niet omdraaien en weglopen. Dat ging gewoon niet. Daarvoor was ze haar doel te dicht genaderd. Maar wat als er niet open gedaan werd? Haar benen voelden vreemd slap toen ze in beweging kwam en naar de voordeur liep. Voor ze kon aanbellen, vloog de deur open en daar stond Niena. Ze spreidde haar armen uit. Olga liet haar bagage op de grond glijden en omhelsde haar. ‘Zusje van me’, hoorde ze Niena stamelen. Ze huilde. Ze huilden allebei.
Toen ze elkaar loslieten, zag Olga Marko en een jonger meisje in de gang naar haar staan kijken. Iryna.
Ze keek naar Niena, vroeg zacht: ‘Hoe is het met Maksim?’
‘Kom mee naar de keuken. Maksim is met een collega jagen. Hij kan wel elk moment thuis komen. Kalyna en Marko zaten op hem te wachten. Hij is veranderd sinds het overlijden van jullie moeder. Verbitterd, in zichzelf gekeerd. Ik weet niet wat ik kan doen om hem te helpen, ik kan hem niet bereiken. Al jaren niet. Misschien dat het jou lukt. Ook al reageert hij kwaad. Als hij zich maar eens uit…’
Ze spuwde de zinnen gehaast, welhaast wanhopig uit, als om maar zo veel mogelijk informatie in die korte tijd te geven.
‘Ik weet niet’, begon Olga, ‘ik…’
Ze hoorde de achterdeur. Ze ging overeind staan. Niena stond achter haar. ‘Ga jij maar even naar de kamer, ik kan beter alleen met hem zijn’, fluisterde Olga.
De keukendeur ging open op het moment dat Niena door de andere deur verdwenen was. Maksim zwaaide twee vogels – fazanten, zag Olga – op het aanrecht. Toen pas zag hij haar. Hij bleef stokstijf staan. Zijn ogen stonden donker. Met zijn linkerhand steunde hij op het aanrecht.
‘Maksim…’
Hij nam de muts van zijn hoofd, trok zijn handschoenen uit en wendde zich half van haar af. Ze zette een stap naar voren. Tranen stroomden over haar wangen. Ze wilde wat zeggen. Toen draaide hij zich weer naar haar om en keek haar recht aan.
‘Zo’, zei hij. Zijn stem klonk schor.
‘Waar is je geweer?’, vroeg Olga.
Hij maakte een achterwaartse hoofdbeweging. ‘In de schuur. Ik kan het zo pakken.’
Ze zag zijn mondhoeken iets opkrullen. Ze liep op hem toe, bleef vlak voor hem staan. ‘Je zult het moeten gebruiken om mij hier weg te krijgen’, zei ze.
Hij bewoog zich niet. Ze ging door. Er kwamen andere woorden dan ze voorheen in zichzelf gerepeteerd had. Maar ze zeiden wel wat ze bedoelde. ‘Ik had je veel, veel eerder moeten zeggen dat ik je miste, dat ik begreep dat je mij afwees maar dat het ongelooflijk zeer deed’, besloot ze haar onsamenhangende verhaal.
Hij pakte haar vast. Klemde haar tegen zich aan. Ze kon hem nauwelijks verstaan toen hij begon te praten. ‘Ik heb zo vaak aan je gedacht! Maar ik dacht dat het je niets kon schelen hoe ik deed naar jou. Ik dacht dat je een harde was, dat je alleen aan je eigen hachje dacht. En mama… Ik meende dat jij haar kapot gemaakt had. En het rare was dat ik mij daar goed bij voelde. Op die manier kon ik de belangrijkste in haar leven zijn. Haar steun. Haar reden om te leven.’
Nog steviger hield hij haar vast toen hij vervolgde: ‘Maar dat was ik niet. Drie dagen voor ze stierf, zat ik bij haar. Ze vertelde me dat ik goed voor jou moest zijn. Dat jij de juiste keuze gemaakt had door je kans te grijpen. Ze zei dat jij iets van je leven maakte. Ze wilde dat ik het bij zou leggen met jou. Ze smeekte me dat ik zou luisteren naar jou en je zou vergeven. En ze wilde ook dat ik jou de ring van papa gaf. Maar ik vond dat jij het niet verdiend had.’
Olga kneep hem in zijn arm.
‘En ik gaf jou de schuld van alle narigheid, van mijn eigen ellende ook en ik wilde je niet zien. Ik bleef jou de schuld geven, ook al wist ik diep in mijn hart dat het anders was. Echt, daar heb ik zo vaak aan gedacht. Maar ik meende dat het je niets kon schelen. Dat was een excuus om je de schuld te blijven geven omdat je er toch geen last van had, maar anderzijds voelde ik me daardoor enorm gekwetst.’
Olga snikte en zoende hem op beide wangen.
‘O Olga, al die verspeelde jaren…!’
Ze liet hem abrupt los en zei: ‘Nee Maksim, het zijn geen verspeelde jaren. We zijn beiden gerijpt en misschien hadden we het nodig om ons nu te kunnen realiseren hoe belangrijk onze band is. Ik laat je nooit meer los’.
Ze was op weg naar huis. Oud en Nieuw had ze nog bij Maksim gevierd. Ze hadden samen een fantastische en indrukwekkende tijd gehad. Veel gepraat – ze kreeg er kippenvel van als ze weer terugdacht aan wat er allemaal gezegd was – maar ook veel gelachen. Ze hadden de spelletjes van vroeger met de kinderen gedaan, ze hadden oude liedjes gezongen en natuurlijk had ze tante nog bezocht. Die had verheugd maar ook enigszins verbaasd gereageerd. ‘Ik had je toch meermaals gezegd dat je moeder trots op je was?’
Kritiek en negatieve uitingen worden nu eenmaal eerder geloofd dan complimenten.
Olga had nu de rechtstreekse trein naar Berlijn genomen. Het was verschrikkelijk, vond ze. Bijna 36 uur in de trein. Dat deed ze nooit weer! In Berlijn was ze zo moe dat ze het liefst een hotel gezocht had maar ze meende dat het haar onrustig zou maken in de stad van Coen te zijn en ze besloot opnieuw naar Dedenhausen te gaan. Tegen tien uur in de ochtend kwam ze daar aan en kroop meteen in bed. Halverwege de middag stond ze op, at wat in het restaurant en trok eropuit voor een wandeling door het dorp en de omgeving. Hoe zou het zijn om in zo’n klein dorp te wonen? Om deel uit te maken van een gemeenschap waarin iedereen elkaar kende? Ze verbaasde zich over haar gevoel erbij. Als einzelgänger in hart en nieren zou het een schrikbeeld moeten zijn, maar dat was het niet. Hoe kon dat?
Ze ging het kerkje binnen dat ook al in vakwerk was opgetrokken. Het had een bijzonder doopvont, zo had ze gelezen. Achterin de kerk ging ze zitten. Een serene sfeer leek haar te omvatten en ineens wist ze het. Ze wilde wel verbondenheid, iets gemeenschappelijks hebben, maar dan in het hier en nu. Ze was wie ze was op dit moment, onder deze omstandigheden. Wat er eerder was, moest niet tellen. Het had alles te maken met haar afkeer van conclusies die mensen konden trekken met betrekking tot haar achtergrond. Alsof er algemeen geldende criteria waren voor mensen uit het Oostblok bijvoorbeeld. Ze was uniek en ze veranderde voortdurend. Het vasthouden aan gemeenschappelijke wortels werkte belemmerend. Ergens voor eens en voor altijd bij horen was een belemmering voor de persoonlijke groei. Ze wilde slechts tijdelijke verbintenissen aangaan, die eventueel steeds opnieuw bevestigd konden worden, zolang ze haar en de overige leden ten gunste waren. Zo maakte ze deel uit van de groep collega’s maar als die verbintenis niet meer functioneel was, zou ze de groep verlaten. Op dit moment maakte ze deel uit van de gemeenschap Dedenhausen. Als er hier iemand was die haar hulp nodig had, zou ze die onvoorwaardelijk schenken. Maar als ze weg wilde omdat andere plekken meer te bieden hadden, kon ze gaan. Ja, ze zou inderdaad in een kleine gemeenschap kunnen leven. Zolang ze maar wist dat ze ook weer weg kon.
Ze bleef nog twee dagen in Dedenhausen. Toen nam ze de trein naar huis.
Ze was benieuwd of er post was, e-mails, ingesproken berichten op de voicemail. Drie weken was ze weggeweest. Tussen de kerstkaarten en de zakelijke post lag een briefje. ‘Bel me. Alsjeblieft. Coen.’ Op de achterkant stonden twee telefoonnummers. Het ene was van het hotel waar hij verbleef, het andere was zijn mobiele nummer.
Hij had haar dus opgespoord! Hij was hier!
Ze besloot meteen te bellen. Zijn telefoon ging slechts een keer over voor hij opnam. Ze dacht te horen dat hij opgelucht klonk maar dat kon evengoed wishful thinking zijn. Hij vroeg of ze ergens konden praten, zei dat het belangrijk was. Het gaf haar het gevoel dat hij niet was gekomen met de intentie haar beter te leren kennen omdat hij – net als zij – het idee had dat er iets tussen hen zou kunnen groeien. Ze aarzelde.
‘Ik ben net terug van mijn reis’, zei ze.
Het bleef even stil. Toen vroeg hij: ‘Heb je dan morgen misschien tijd om samen te lunchen?’
Ze dacht snel na en zei toen: ‘Ik moet vanavond toch ook eten en ik heb niets in huis. We zouden voor acht uur kunnen afspreken, dan heb ik genoeg tijd om bij te komen en me op te knappen’.
Ze spraken af bij zijn hotel.
Hij stond in de lobby te wachten en droeg een aktetas. Het maakte haar onzeker. Er was iets aan de hand, maar wat? Toch was het fijn hem weer te zien en ze had het idee dat dit ook voor hem gold. Samen liepen ze naar een knus restaurant een eindje verderop. Toen ze zaten, opende Coen meteen zijn aktetas en haalde er een aantal krantenartikelen uit.
‘Twee portemonnees gevonden in Berlijnse treinen’ las ze. En: ‘Mysterieuze schenker ook actief in Polen’. In het Oekraïens las ze: ‘Portemonnee met 2.750 roebel gevonden’. Ze las enkele regels en keek toen op naar Coen.
‘Alles wijst erop dat jij die mysterieuze schenker bent. Ik heb het hele spoor kunnen volgen, uiteindelijk tot in Kirove toe.’
‘Hoe?’, vroeg ze ontdaan.
Hij trok een ander krantenknipsel tevoorschijn waarin een oproepje stond om zich – eventueel anoniem – te melden als er een portemonnee gevonden was. In Polen en Oekraïne had hij buitenlandse collega’s ingeschakeld.
‘Ik wist dat jij het moest zijn. Alles wees erop. Je onverwachte gang naar het toilet toen we Hannover naderden, het feit dat je een andere trein nam, je vage antwoorden met betrekking tot het doel van je reis. En ik wed dat de gevonden portemonnee met de roebels ook met jou te maken heeft.’
Het duizelde haar. Ze keek hem onderzoekend aan. Was hij hier omdat hij een exclusief verhaal wilde?
Toen pakte hij haar hand en zei: ‘Ik ben journalist. Ik zou hier een prachtig verhaal over kunnen schrijven. Maar ik heb ook mijn ethische waarden. Ik zou het ontzettend fijn vinden als je me vertelt over je actie, over het waarom. Maar niet om er een stuk over te schrijven. Jij hebt een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Toen ik jou daar op het perron had achtergelaten, dacht ik: “als er slechts twee mogelijkheden waren, met jou trouwen of je nooit meer zien, zou ik voor het eerste kiezen”. Dat hele idee was bizar en onvoorstelbaar, maar het idee dat ik je nooit meer zou zien was nog onvoorstelbaarder.’
Ze zat doodstil. Ze begreep precies wat hij bedoelde en ze zei langzaam: ‘Laten we in Dedenhausen gaan wonen’.
EINDE
Wil je dit feuilleton delen? Geweldig! Dat kan via onderstaande knoppen
Uitgeverij Weegbree
Klaske Kassenberg
IBAN DE31 1001 1001 2621 4881 79
BIC NTSBDEB1XXX