Uitgeverij Weegbree
Hoe medicijnen werken, oftewel hoe ze 'weten' wat ze moeten doen
Dit semiwetenschappelijke artikel over hoe medicijnen werken is eerder verschenen in het voormalige lees- en puzzelmagazine Editie Enigma
Iedereen is wel eens ziek. Er zijn ziektes die vanzelf weer overgaan, wat wil zeggen dat het lichaam in staat is zelf de oorzaak van de ziekte aan te pakken en zichzelf te herstellen. Vaak ook moet het lichaam een handje geholpen worden. In dat geval bieden medicijnen uitkomst. Maar hoe werken medicijnen eigenlijk, hoe ‘weten’ ze wat ze moeten doen en waarom kunnen medicijnen bijwerkingen hebben?
Medicijnen of geneesmiddelen?
Beide woorden worden door elkaar gebruikt, maar strikt gezien is een geneesmiddel een medicijn dat geneest en dat zich richt op de oorzaak van een ziekte. Er zijn ook medicijnen die symptomen bestrijden – of verlichting van de symptomen geven – en ook zijn er preventieve medicijnen, vervangende medicijnen (zoals insuline bij diabetici) en medicijnen die gebruikt worden om een diagnose te stellen.
Medicatie ondersteunt de natuurlijke lichaamsprocessen. Geneesmiddelen kunnen echter nooit lichaamsfuncties en –structuren herstellen die het lichaam zelf – met welke hulp dan ook –niet (meer) kan herstellen. Om die reden zijn er geen genezende medicijnen voor ziektes als Alzheimer, artritis, MS of hartfalen.
De toediening van medicijnen
Medicijnen kunnen lokaal worden toegediend of via het bloed, dit laatste wordt ‘systemisch’ genoemd. Lokale medicatie wordt zo dicht mogelijk bij het te behandelen orgaan toegediend. Een zalf voor eczeem, een plaatselijke verdoving en een gorgeldrankje zijn hier voorbeelden van.
De meeste medicijnen echter bereiken via het bloed hun plaats van bestemming. Dit kan bijvoorbeeld door het innemen van een capsule of een tablet, een zetpil, een injectie, een infuus, inhalatie of een drankje.
De toedieningsvorm is afhankelijk van meerdere factoren. Sommige medicijnen beschadigen de maagwand of worden onwerkzaam gemaakt door het maagzuur waardoor ze niet oraal - via de mond - worden toegediend. Andere medicijnen moeten snel worden toegediend en worden direct – door middel van een injectie – in het bloed gebracht. Weer andere medicijnen moeten juist beetje bij beetje – bijvoorbeeld via een infuus – worden toegediend.
Veel medicijnen vallen in de maag uiteen waarna de werkzame bestanddelen door de de dunne darm worden verwerkt en afgestaan aan het bloed. Er zijn ook medicijnen die niet in aanraking mogen komen met het maagzuur omdat de werkzame stoffen dan zouden worden afgebroken. Deze medicijnen krijgen een speciaal omhulsel - een capsule - waardoor ze de passage door de maag goed doorstaan en pas in de dunne darm worden verwerkt.
Sommige medicijnen moeten op de nuchtere maag worden ingenomen, andere juist met of na het eten. Een medicijn dat op de nuchtere maag wordt ingenomen, verlaat de maag sneller en wordt daardoor eerder opgenomen in het bloed. Voor andere medicijnen is dat juist niet goed omdat er dan te snel een hoge dosis in het bloed wordt opgenomen waardoor ze juist een schadelijke werking kunnen hebben. Medicijnen die met of na het eten worden ingenomen, worden beetje bij beetje in het bloed opgenomen, zo wordt voorkomen dat te snel een hoge dosis in het bloed vrijkomt.
Hoe medicijnen werken heeft ook te maken met de wisselwerking tussen voedsel en het betreffende medicijn. Gefermenteerd voedsel - zoals zuurkool, maar ook kaas, gedroogde worst en bijvoorbeeld tempé - gaat bijvoorbeeld niet goed samen met sommige antidepressiva.
De medicatie zit in het bloed, en dan?
Bij alle lichaamsfuncties zijn eiwitten – ook wel proteïnen genoemd – betrokken. Er bestaan duizenden verschillende eiwitten die allen een specifieke taak hebben. Eiwitten zijn in groepen onder te verdelen. Zo zijn er de enzymen, dat zijn eiwitten die chemische reacties op gang brengen en houden. Zulke eiwitten zijn bijvoorbeeld betrokken bij de stofwisseling of de werking van ons immuunsysteem. Een ander soort eiwit is een transporteiwit. Zo’n eiwit zorgt bijvoorbeeld voor het vervoer van zuurstof door het lichaam. Andere eiwitsoorten worden gebruikt als bouwstoffen of afweerstoffen.
Een heel belangrijke groep van eiwitten wordt gevormd door de receptoren. Dit zijn eiwitten die meestal in een celwand zitten en ervoor zorgen dat boodschappen worden doorgegeven van buiten de cel naar binnen en omgekeerd. Hormonen en neurotransmitters (de stofjes in de hersenen) zijn voorbeelden van boodschapstoffen. De receptoren zorgen ervoor dat een lichaamscel goed functioneert.
Ziekte wordt vaak veroorzaakt door niet goed functionerende lichaamscellen. De receptoren geven dan bijvoorbeeld te veel of juist te weinig boodschappen door. Medicijnen beïnvloeden en sturen het werk van de receptor en kunnen er voor zorgen dat de juiste hoeveelheid boodschapstoffen in de cel terechtkomt. Dat is de basis van hoe medicijnen werken.
Sleutel-slotmodel
Elke eiwitsoort heeft een unieke vorm die volgens het sleutel-slotmodel werkt. In principe kan er maar één stof aan een bepaald soort eiwit binden.
Medicijnen zijn stoffen met een zelfde structuur als bepaalde lichaamseigen stoffen. Die stoffen kunnen het werk van bijvoorbeeld de receptor weer in balans brengen. Dat kan op twee manieren: door een stof die de werking van de lichaamseigen stof nabootst – en dus een boodschap doorgeeft – of door een stof die de receptor bezet houdt zonder een boodschap door te geven.
Een stof die net zo werkt als een lichaamseigen stof wordt een agonist genoemd, de stof die een receptor alleen maar bezet houdt, en daardoor een blokkerende functie heeft, heet een antagonist. Door middel van dit systeem worden de functies van een lichaamscel ‘aan’ of ‘uit’ gezet. Pijnstillers zijn antagonisten die voorkomen dat een pijnprikkel wordt doorgegeven.
Op een vergelijkbare manier kunnen ook andere eiwitten, zoals enzymen of transporteiwitten, worden gestimuleerd of geblokkeerd.
Bijwerkingen
Niet alle medicijnen kunnen zo nauwkeurig gemaakt worden dat ze echt alleen maar aan één bepaald soort eiwit hechten. De lichaamseigen stof is als een sleutel, maar een medicijn is eerder een loper die op meerdere eiwitten past. De bijwerkingen die op deze manier kunnen optreden, zijn vaak te voorspellen.
Ook allergische reacties zijn bijwerkingen, maar deze zijn niet op basis van het loper-effect te voorspellen.
Misselijkheid en hoofdpijn komen als bijwerking relatief vaak voor vanwege het placebo-effect. Men verwacht een bijwerking, en krijgt die ook. Het effect is wel degelijk echt en meetbaar, maar wordt feitelijk niet door de medicatie veroorzaakt. Toch kunnen deze bijwerkingen ook door andere oorzaken ontstaan, bijvoorbeeld door de combinatie met voedsel bijvoorbeeld en soms ook door het loper-effect.
Factoren die de opname en/of werking van medicijnen beïnvloeden
Een aantal factoren die van invloed zijn op hoe medicijnen werken, zijn hiervoor al genoemd. Nu nog even op een rijtje:
Wil je dit artikel delen? Geweldig! Dat kan via onderstaande knoppen
Uitgeverij Weegbree
Klaske Kassenberg
IBAN DE31 1001 1001 2621 4881 79
BIC NTSBDEB1XXX