Alleen léven heeft de moed te sterven

Bij orkanen gaat het niet om de wind of het lawaai of om het water

Het zijn de mango’s, avocado’s

Groene en gele bananen

Die door het dorp vliegen als projectielen

Hoe zou je familie zich voelen

Als ze zouden moeten vertellen dat je werd gedood

Door een vliegende banaan?

Victor Hernandez cruz

Puerto Ricaanse dichter

Alleen léven heeft de moed te sterven

Een kort verhaal uit de bundel Onbescheiden Ex en andere verhalen. Ries, de zoon van een wetenschapsjournaliste wordt geconfronteerd met twee geheimen uit het verleden. 

Een verhaal met een dosis drama, een snufje buitenlandse politiek en een vleugje romantiek.

Ries was niet verrast toen Janine hem vertelde dat ze bij hem wegging: ze had hem vaak genoeg gezegd dat ze niet gelukkig was in hun relatie. Het was moeilijk uit te leggen geweest wat er precies ontbrak voor haar. Waardering, daar had ze het eerst op gegooid. Maar de oorbellen die hij toen voor haar gekocht had, droeg ze nooit en de bloemen zette ze met een zucht in de vaas: het waren geen spontane gebaren van waardering of van liefde, zo vond ze. Hij wist dat ze gelijk had. Hun huwelijk was verzand in een overeenkomst waarbij hij de plicht op zich genomen had haar gelukkig te maken. Maar ‘plicht’ en ‘gelukkig maken’ waren twee grootheden die niet met elkaar te rijmen waren, zoveel was wel duidelijk. Dat ook hij niet gelukkig was, had hij gezien als een consequentie van een eerder gemaakte keuze, het was zoals het was.

Janine had hem de eenpersoonsmaaltijden in de vriezer gewezen, het briefje met instructies op de wasmachine en het schema van de vuilophaaldienst. Ze gaf hem ook nog het nummer van een betrouwbare werkster. Hij op zijn beurt vroeg of hij een taxi voor haar moest bellen maar dat was niet nodig. Ze zou om 20.00 uur worden opgehaald door haar nieuwe partner. Alles was geregeld.
Het verbaasde Ries dat met het weggaan van Janine het huis hem ineens zo vol voorkwam. Alsof ze met haar aanwezigheid tevens die van kasten, bijzettafeltjes, tapijten en gevulde glasvitrines gerechtvaardigd had. Nee, constateerde hij, ze liet bepaald geen leegte achter...!
Tegen middernacht belde hij zijn moeder. Meer dan anders kwamen de zinnen vertraagd door. Maar toen zijn moeder voorstelde, hem terug te bellen in de hoop op een betere verbinding, zei hij tot zijn eigen verrassing: ‘Laat maar, mamita. Over drie dagen begint de vakantie. Ik kom naar New York, dan praten we’. Hij glimlachte bij de enthousiaste uitroep van zijn moeder maar hij betrok toen haar stem ineens serieus werd en ze zei: ‘Ik ben heel erg blij dat we elkaar zo snel al zullen spreken, ik moet jou namelijk ook wat vertellen’.
Verder wilde ze niets loslaten, zelfs niet of het goed of slecht nieuws was. Dat verontrustte hem, maar ze zei dat hij zich geen zorgen hoefde te maken en met een ‘ik hou van je, Ries’ hing ze op.

Hij was helemaal niet van plan geweest naar New York te gaan maar het was een fantastische ingeving! Hij boekte meteen een retourticket vanaf Brussel en sms’te de vluchttijden door naar zijn moeder. Acht dagen kon hij blijven!

De volgende ochtend belde hij Janine om te zeggen dat ze alles wat ze hebben wilde, mocht komen halen in de week dat hij in New York zou zijn. ‘Huur maar een busje’, had hij gezegd ‘en rijd maar zo vaak op en neer als nodig is.’

Ries kocht een nieuwe koffer omdat Janine alle andere meegenomen had. Daarna haalde hij bij Jamin een paar pakken bokkenpootjes, een pond dubbelzoute drop en twee zakjes met kaneelstokjes waar zijn moeder zoals altijd haar tong aan kapot zou sabbelen.

In de aanloop tot New York welden de herinneringen aan zijn jeugd en aan zijn eigenzinnige moeder als heldere springbronnetjes in hem op en overspoelden elke gedachte aan Janine en de op handen zijnde scheiding.
Hij herinnerde zich de keer dat hij mokkend aan zijn moeder gevraagd had waarom ze hem ‘Ries’ genoemd had. De minachting in haar stem toen ze hem vroeg of hij dan liever Richard had geheten, had hem haastig zijn hoofd doen schudden, o, nee, Richard, dat nooit! Later had hij toch twee keer – zonder dat zijn moeder het wist – geëxperimenteerd met Richard. Eerst op de internationale school in Tokio en later op die in Helsinki, om daarna weer terug te keren naar ‘Ries’.
In Helsinki had hij met meer geëxperimenteerd dan met zijn naam alleen. Als puber werd het steeds lastiger voor hem om telkens opnieuw weer de aansluiting te vinden bij zijn klasgenoten. Op veel internationale scholen was het een komen en gaan van leerlingen en dat maakte het wel gemakkelijker maar Helsinki was hem toch zwaar gevallen. Ongetwijfeld had het te maken gehad met het feit dat hij zich voor de zoveelste keer los had moeten maken van een heerlijke tijd in San Juan, de stad waar hij geboren was en zijn jonge kinderjaren had doorgebracht, de stad ook van zijn jeugdvriendinnetje Paula. San Juan was als een thuis voor hem gebleven, ook al reisde hij met zijn moeder al vanaf zijn zevende van stad naar stad en van school naar school, universiteit naar universiteit.
Zijn moeder was na haar opleiding op de universiteit van San Juan begonnen aan een geslaagde carrière als wetenschapsjournaliste. Haar enthousiaste nieuwsgierigheid en haar onstilbare honger naar kennis hadden haar van het ene project naar het andere gelokt, telkens op weer een andere, toonaangevende universiteit. Maar als ze haar artikelen ging verwerken tot een boek, was het steeds San Juan geweest waar ze zich terugtrok.
Ries had als jongetje heel wat uren in laboratoria doorgebracht waar studenten en jonge doctoren er plezier in hadden gehad hem allerlei experimenten te laten zien: van scheikundige proefjes tot grappige – en vooral onschuldige – dierproeven. Dat de dieren het minder leuk hadden dan hij als kind dacht, was iets waar hij pas veel later achterkwam. In Helsinki had hij na een korte maar intense periode van teruggetrokken eenzaamheid besloten zichzelf in één – letterlijke – klap bekend te maken. De knaller had rinkelende ramen, het ontzag van medeleerlingen en een week schorsing opgeleverd. Helaas had zijn plotsklapse populariteit niet lang geduurd: kort daarna verhuisden ze naar Berlijn. Alwaar hij zich weer Ries liet noemen.

‘Ries’ was hij dus toen hij op zijn negentiende Janine ontmoette in het museum in Leiden. Hij was als een blok gevallen voor haar kalmte en ja, voor haar degelijkheid. Het feit dat ze slechts een keer Nederland verlaten had voor een weekend in Gent, intrigeerde hem mateloos. Hij schreef zich in voor de Latijns-Amerikastudies aan de universiteit van Leiden en laafde zich aan de rustige, deugdzame Janine. Ze was in alles de tegenhanger van zijn moeder, bij haar zou hij de geborgenheid van een thuis kunnen vinden!

Wat zou zijn moeder hem willen vertellen? Dat zijn vader niet dood was zoals ze altijd gezegd had? Dat de ingelijste foto in de afgesloten la van haar bureau in werkelijkheid het plaatje van een wildvreemde was? Ze had hem nooit willen vertellen hoe hij heette, het leek hem onwaarschijnlijk dat het Richard was, of misschien toch? Kreeg hij nu dan eindelijk het echte verhaal te horen, als er al een ‘echt’ verhaal was? Zijn moeder, ach zijn lieve mamita, godin van de wetenschap, hechtte op onwaarschijnlijke wijze aan sprookjes en een happy end: de tijd moest er gewoon rijp voor zijn, dan kwam alles goed. Voor de zekerheid stopte hij het album uit zijn kindertijd en nog een paar losse foto’s in zijn nieuwe koffer: een foto van hem tijdens de uitreiking van zijn bul, een foto van hem en zijn professor op de universiteit van Leiden en nog een paar foto’s van hem tijdens een college. Zijn vader kon waarachtig trots op hem zijn...

Hij kon de lach op zijn gezicht nauwelijks onderdrukken toen hij met zijn koffer door de douane ging: straks sloot hij zijn moeder in de armen! Zoekend keek hij om zich heen, waar was ze? Ze zou hem toch eerder moeten zien dan hij haar, waarom kwam ze niet op hem af? Hij controleerde zijn telefoon, nee, hij had geen gemiste oproep of een sms’je. Als ze vastzat in het verkeer zou ze hem dat toch wel hebben laten weten? Zou ze bij de verkeerde terminal staan? Dacht ze dat hij vanaf Schiphol via Londen vloog? Hij probeerde haar te bellen. Haar telefoon ging langdurig over. Hij stuurde een berichtje. Met de telefoon in zijn hand geklemd voelde hij zijn onrust met elke inademing groter worden. Er was iets vreselijk mis! Hij zocht zijn weg naar de taxistandplaats en op dat moment kwam het telefoontje. Een ongeluk, levensgevaar, ziekenhuis New York Universiteit, hurry...!
Hij was nog net op tijd voor een paar laatste woorden voor ze voorgoed het bewustzijn verloor: ‘Breng me naar Sagrado, Puerto Rico, alles is geregeld’. En nadat hij dat had beloofd, zei ze nauwelijks verstaanbaar: ‘Alles komt goed’.

Die eerste uren was hij totaal van de kaart, hij kon zich achteraf nauwelijks meer herinneren hoe alles gegaan was. Op zeker moment was hij door iemand weggebracht naar het appartement van zijn moeder waar hij vrijwel meteen in het opgemaakte logeerbed in slaap was gevallen. Maar midden in de nacht werd hij wakker. Hij dacht aan Janine en wenste vurig dat ze hier bij hem was. Net als jaren geleden verlangde hij hevig naar de geborgenheid die ze hem zou kunnen bieden. Was het maar altijd zo gebleven! Maar geborgenheid had zich getransformeerd tot beperktheid en deugdelijkheid werd bekrompenheid.
Ries had haar twee keer meegenomen op een reis: een keer naar zijn moeder – die toen in Moskou verbleef – en een keer naar Madrid waar hij een vijftal colleges zou geven. Beide keren waren uitgelopen op een drama vanwege de alles verterende heimwee waar Janine mee te kampen had. Ze was als een ziek vogeltje geweest en terwijl dit de eerste keer vertedering en medelijden bij hem had opgewekt, had hij de tweede keer het liefst als een boosaardige kat zijn klauwen naar haar uitgeslagen. Het was een aandrang die hem daarna telkens opnieuw overviel als ze weerloos tegenover hem stond, hij had haar niet meer aan durven raken in bed...

Hij stond op, dwaalde door het appartement met de onbekende meubels. Alleen in de werkkamer herkende hij dingen van vroeger: het koloniale bureau en de dito dekenkist. Het waren de enige twee meubelstukken die zijn moeder telkens liet verschepen: de kist volgepakt met boeken en mappen met aantekeningen terwijl het bureau de persoonlijke herinneringen in zich borg. Kindertekeningen, brieven, foto’s, rapporten en de foto van zijn vader. Anders dan vroeger was de la nu niet afgesloten. Ries nam de foto eruit en stopte hem in zijn eigen koffer: hij zou nu waarschijnlijk nooit meer te weten komen wie zijn vader was, maar hij moest hem meenemen naar de laatste verblijfplaats van zijn moeder.

Inderdaad was alles geregeld. Als wetenschapsjournaliste wist zijn moeder hoe groot de nood aan lichamen was: voor allerhande onderzoek maar ook als oefenmateriaal voor aankomende chirurgen. Het lag geheel in de lijn van haar leven, ze maakte de cirkel rond: de lessen die ze had mogen ontvangen tijdens haar studietijd en alle hulp die ze had mogen krijgen bij haar eerste voorzichtige schreden op het pad van haar carrière, betaalde ze af met het meest kostbare wat zij nu nog bezat: haar lichaam.

Patty, vriendin en naaste medewerker van zijn moeder, hielp hem alles in orde te maken. Ze wees hem ook de kluis van de New York Universiteit waar zijn moeder een kleine safe in bewaring had gegeven. Hierin zaten verschillende documenten die te maken hadden met haar laatste wilsbeschikking. Zo ook de overeenkomst met de Universidad del Sagrado, San Juan. Maar ook was er een sleutel en een adres van een opslagbedrijf in San Juan. Ries wist dat daar de hele inboedel opgeslagen stond die ze gedurende hun regelmatige verblijven in San Juan altijd gebruikt hadden.

Er was geen begrafenis, geen crematie te organiseren. Alles lag open. Verleden, heden, toekomst... Wat moest hij beginnen, of nog liever: wat moest hij afsluiten, en hoe? Hij had af en toe geen flauw idee wat hij moest. Gelukkig was Patty er. ‘First things first’, zei ze. En dat betekende: eerst naar Puerto Rico, en wellicht daar een herdenkingsbijeenkomst organiseren, er moest toch een moment van afscheid komen voor de vele – veelal buitenlandse – contacten die zijn moeder had en Puerto Rico leek daartoe de aangewezen plek. Ach mamita... Waarom nu, waarom uitgerekend nu? Het leven was meedogenloos! Binnen een week was hij zowel zijn vrouw als zijn moeder kwijtgeraakt! Hij zag er tegenop Janine op de hoogte te brengen.

De eerste twee dagen in San Juan waren vol ontmoetingen met bekenden en onbekenden die hem condoleerden met het verlies van zijn moeder en die hem stuk voor stuk vertelden hoe briljant, geniaal en begaafd zijn moeder geweest was. Het stemde hem het ene moment gelukkig en trots, het andere moment intens verdrietig. Hij dwaalde over de campus waar struiken en planten uitbundig geurden en kleurden, hij zat stil onder uitwaaierende, schaduwgevende bomen en keek uit over de oceaan die hem meer dan ooit ontroerde. Puerto Rico, eiland van de eeuwige zomer, waar Spaanse warmbloedigheid de Amerikaanse efficiency moedig weerstond. Mijn hemel, wat hield hij van dit stukje paradijselijke aarde!

Op de derde dag werden uitnodigingen en annonces verstuurd voor de herdenkingsbijeenkomst die een week later zou plaatsvinden in de kapel van de Sagrado universiteit. De lijst, opgesteld door Patty en een medewerker van Sagrado, telde ruim 800 namen van zowel personen als instituten. Er werd gerekend op tien tot vijftien sprekers. Studenten zouden zorgen voor muzikale intermezzo’s.

De vierde dag in San Juan had hij naar de opslagruimte van de inboedel willen gaan maar hij kon het plotseling niet opbrengen. Patty raadde hem aan dit pas na de ceremonie te doen: het was immers een bekend fenomeen dat men na een afscheidsritueel beter kon beslissen over de volgende stappen in het leven? Ries gaf haar gelijk en hij trok zich terug in de universiteitsbibliotheek, op zoek naar werken van Puerto Ricaanse dichters en schrijvers, met een beetje geluk stuitte hij op een tekst die hij kon gebruiken voor zijn herdenkingsrede. Hij had al enkele dichtbundels doorgebladerd toen hij een werkje – het leek meer een schrift dan een drukwerk – in zijn handen hield met op de achterkant een foto van iemand die hij onmiddellijk herkende: het was een foto van zijn vader! Arnaldo Darío Rosado Torres, zo heette de dichter. Ries haastte zich naar de computerhoek waar hij de naam intikte bij Google. Zijn adem stokte toen hij de geschiedenis las. Hij begreep nu maar al te goed de zwijgzaamheid van zijn moeder: Arnaldo was de oudste van de twee mannen die op 25 juli 1978 waren vermoord op verdenking van een terroristische aanslag op de radiozender op de top van de Cerro Maravilla. Later bleek het incident een val voor de beide onafhankelijkheidsactivisten, in scène gezet door de gouverneur van San Juan. Het was het grootste schandaal in de politieke geschiedenis van Puerto Rico geworden.
Maar het was niet alleen uit politieke overwegingen dat zijn moeder zich in zwijgen gehuld had, Arnaldo Darío was een getrouwd man... Hij had waarschijnlijk niet geweten dat zijn maitresse net zwanger was, waarschijnlijk wist zijn moeder het zelf nog niet, misschien was hij wel verwekt op die noodlottige dag in juli: Ries was op 20 april 1979 geboren...
Ries begreep nu ook zijn eigen passie voor literatuur en talen: het was een erfenis van zijn vader die naast gedichten ook vele essays had geschreven, alle politiek van aard.
Ach, ach mamita, wat had ze sterk moeten zijn...

Bijna elke keer dat hij het universiteitsgebouw binnenliep, lagen er berichten op hem te wachten: condoleancetelegrammen, bevestigingen van aanwezigheid voor de herdenkingsdienst, binnengekomen telefoontjes en notities met namen van mensen die hem hadden opgezocht. Telkens was er een vleugje hoop – en tegelijkertijd de angst – dat er een bericht van Paula was. En nu gebeurde het dan: een hoofdknik in de richting van de zithoek waar iemand op hem zat te wachten. Het liefst had hij het meteen gevraagd: ‘Waarom heb je me nooit teruggeschreven?’, alsof er sindsdien geen zeventien jaren verstreken waren. Maar in plaats daarvan begroette hij haar op een formele manier en veinsde haar niet te herkennen. Toen hij de onzekere blik in haar ogen zag, had hij spijt en riep nu gespeeld verrast: ‘Nee maar, Paula, ja toch?’
‘Het spijt me van je moeder, zo onverwachts, ze was een bijzondere vrouw.’
Hij knikte, vroeg toen: ‘Heb je tijd, zullen we buiten een plekje zoeken waar we even kunnen praten?’
Bij de ingang van het arboretum koos hij voor het rechterpad: de oude kapokboom wilde hij vooralsnog links laten liggen. Bij het eerste het beste bankje gebaarde hij haar te gaan zitten en toen vroeg hij het toch: ‘Waarom heb je me destijds nooit teruggeschreven?’ Hij moest het weten, voor ze verder konden praten over alle andere aspecten van hun levens: werk, huwelijk, kinderen en wat er nog meer uit te wisselen viel tussen oude bekenden.

Ze keek van hem weg toen ze begon te vertellen. Haar stem klonk mat, maar ze bleef praten, net zolang tot er niets meer te vertellen was. De middag van hun afscheid had ze niet meteen naar huis gewild en samen met Helena – kende hij Helena nog? – was ze gaan zwemmen in de beschutte Elvitabaai. Er waren twee mannen van de kustwacht gekomen die hen waarschuwden voor een naderende orkaan. Helena, dochter van een traditionele vissersman, had hen uitgelachen: wàt orkaan? Het was onmogelijk dat er een orkaan op komst was! En ze hadden proestend samen een stukje uit het beroemde gedicht van Victor Hernandez Cruz voorgedragen:
‘Bij orkanen gaat het niet om de wind of het lawaai of om het water.
Het zijn de mango’s, avocado’s
Groene en gele bananen
Die door het dorp vliegen als projectielen.
Hoe zou je familie zich voelen 
Als ze zouden moeten vertellen dat je werd gedood
Door een vliegende banaan?’
Maar de mannen hadden er niet om kunnen lachen, ze hadden hen vastgegrepen en meegesleurd. En hen vervolgens onder een overhangende rots verkracht...
Na een langdurig en vernederend proces waren de mannen gestraft, Paula en Helena hadden ‘geluk’ gehad dat zij samen waren geweest en elkaars verhaal tot in het smerigste detail hadden kunnen bevestigen.
‘Ik kon jouw brieven niet verdragen. De Paula waar jij aan het begin van die middag afscheid van had genomen, bestond niet meer.’

Hij kon niet slapen. Op het balkon luisterde hij naar de doordringende roep van de coquí en het antwoord van het rivaliserende mannetje: kokíé – kokieriekie...! Wat was het leven van deze kikkers eenvoudig en vreedzaam! Het enige wat ze ’s nachts leken te doen was een vrouwtje lokken en een rivaal verjagen. Het ging met veel kabaal gepaard, dat wel, maar er raakte tenminste niemand beschadigd. Er was in amper tien dagen zoveel op hem afgekomen dat het nauwelijks te bevatten was. En tegelijkertijd leken alle gebeurtenissen onherroepelijk naar een climax te leiden, als een finale waarin alle eerdere solisten een gezamenlijk slotakkoord zouden spelen. Daarbij kon Ries zich niet aan het gevoel onttrekken dat zijn moeder deze slotscène geheel zou arrangeren. Hij kon niet anders dan zich overgeven en zich laten meevoeren op het opzwepende ritme van deze bolero.

Morgen gingen ze samen naar de Cerro Maravilla, waar de graven van zijn vader en diens vriend Carlos Soto Arriví tot een monument verworden waren, een plaats van ontmoeting voor hen die de onafhankelijkheid van Puerto Rico nastreefden. Ze zouden met hun drieën gaan: Paula, Ries en de zestienjarige zoon van Paula. Het vruchtafdrijvende brouwsel en de vele gebeden waren destijds zonder resultaat gebleven.
‘Jouw moeder was mijn voorbeeld. Wat zij had gedaan, moest ik nu ook doen: in mijn eentje een kind grootbrengen’, had Paula gezegd. Ze had de jongen Cedro genoemd: ‘sterk geschenk’ en als tweede naam Inocente, wat ‘onschuld’ betekende. Paula had haar school niet af kunnen maken maar ze was als schoonmaakster op de universiteit gaan werken. Ze kon boeken uit de bibliotheek lenen én ze zou het onmiddellijk weten wanneer Ries’ moeder weer in San Juan was. De eerste keer had ze haar ontweken, ze was ineens bang geweest dat zijn moeder boos was omdat Paula Ries had laten vallen. Maar de tweede keer had ze haar opgezocht en vanaf dat moment had haar leven een andere wending genomen. Ries’ moeder had ervoor gezorgd dat ze kon studeren en ze had gezorgd voor een goede opvang voor Cedro, die toen net zes was. Samen hadden ze besloten voorlopig niets aan Ries te vertellen ‘omdat de tijd er niet rijp voor was’. Dat was hij wel geweest toen Ries zijn moeder had verteld dat Janine bij hem weg was: het was Ries ineens duidelijk dat het dát was geweest dat zijn moeder hem had willen vertellen...

De ochtend van de herdenkingsceremonie was de rector van de universiteit van Madrid bij hem gekomen. ‘Ik weet dat dit een moeilijke periode voor je is’, had ze gezegd, ‘maar misschien is het wel tijd voor een nieuw begin. Ik kan je een leerstoel op onze universiteit aanbieden. Je weet dat we je graag hebben willen.’ Het was een aantrekkelijk aanbod. En ze had gelijk, het wás een goede tijd voor een nieuwe start. Zouden Paula en Cedro met hem meewillen? Madrid – als financieel en economisch centrum van zuidelijk Europa – bood volop kansen voor een jongen als Cedro. Ries schudde de rector de hand, bedankte haar en beloofde het aanbod in overweging te nemen.

De dienst was indrukwekkend, vooral de treffende, korte rede van de professor van de universiteit van Berlijn raakte Ries diep. ‘Haar bijdrage aan de wetenschap was tweeledig. Door haar artikelen en boeken heeft ze de hedendaagse wetenschap toegankelijk gemaakt voor een groot publiek. Haar multidisciplinaire manier van denken en haar enorme kennis maakten het een genot om met haar te praten. Haar scherpe vragen en inzichten hebben mij en mijn team geïnspireerd tot nieuwe, baanbrekende onderzoeken. Ik kan niet anders zeggen dan dat zij mijn muze was.’

Na afloop stelde Ries zich bij de deuren van de kapel op. Hij gaf iedereen een hand, bedankte hen voor hun komst en nodigde hen uit voor een lichte lunch in de mensa. Toen de rector van Sagrado tegenover hem stond, boog Ries naar hem over en vroeg: ‘Padre, vader, hebt u een baan voor mij?’. Ze keken elkaar aan en Ries zag hoe een glimlach over het gezicht van de rector gleed. ‘Altijd, jongen, voor jou altijd, kom straks maar naar me toe.’

Het koor zong ‘Ave Maria’, de zon wierp een schitterend, veelkleurig licht door de hoge ramen van de historische kapel en zijn moeder zond hem haar mooiste glimlach: hij was thuis...

Cerro Maravilla, graven
Meer korte verhalen lezen?

Alleen léven heeft de moed te sterven komt uit de gevarieerde verhalenbundel Onbescheiden Ex en andere verhalen
Informatie en korte leesfragmenten kun je op de betreffende pagina lezen.
De bundel is als e-boek en in gedrukte vorm te bestellen.

Gemiddelde beoordeling
Jouw beoordeling
>