Uitgeverij Weegbree
Advocaat met eigen praktijk
een feuilleton
Advocaat met eigen praktijk is eerder verschenen in Dagblad van het Noorden, Nederland
Ze kwam hem vaag bekend voor maar dat was niet de reden dat zij hem opviel. Net zomin als het feit dat ze er goed uitzag, dat had hij pas in tweede instantie geconstateerd. Nee, zijn interesse was vooral gewekt door de manier waarop ze daar liep, met in haar ene hand haar sandalen en in de andere een soort van aktetas. Herman schatte haar op een jaar of veertig, maar ze stapte bijna meisjesachtig door de branding en het leek haar niet te deren dat haar rok nat werd door het opspattende water. Hij bleef naar haar kijken tot ze uit zijn gezichtsveld verdwenen was.
De volgende dag, juist toen hij samen met Michael en Iris een zandkasteel had gemaakt, zag hij haar weer. Hij kwam zo snel overeind dat hij even stond te duizelen, waarop Anja bezorgd vroeg wat er was. “Niets hoor kind”, stelde hij haar gerust, “ik moet even de benen strekken” en haastte zich achter de vrouw met de aktetas aan. Hij haalde haar in en bleef een meter of twee voor haar lopen en zorgde ervoor dat haar schaduw niet uit zijn blikveld verdween. Af en toe hield hij zijn pas in zodat het leek of ze samen door de branding liepen, maar nooit voor lang en hij durfde ook niet goed naar haar om te kijken.
Nadat hij zo een tijdje in haar nabijheid gelopen had, vroeg hij zich ineens af wat hij eigenlijk aan het doen was. Zelfs als hij het lef zou hebben haar aan te spreken, had hij nog het probleem in welke taal. Ze was duidelijk geen Turkse maar verder kwam half Europa in aanmerking als zijnde haar land van herkomst. Bovendien geneerde hij zich voor het teveel aan kilo’s dat over zijn zwembroek hing. En ook als dat geen probleem zou zijn; wat moest hij in godsnaam met een vakantieliefde? Hij was een ouwe gek.
Toen hij bij Anja en de kinderen terugkwam, keek Anja hem vragend aan: “Wat had jij nou ineens?”
Hij haalde zijn schouders op, hurkte bij Iris neer en vroeg: “Hé meidje van me, ga jij met opa mee ijsjes uitzoeken?”
Het was Anja’s idee geweest om in de herfstvakantie samen een week naar Turkije te gaan. John kon moeilijk weg van de zaak en Anja ging niet graag alleen met de kinderen op stap. Eerst had hij geopperd dat Michael en Iris wel een week bij hem konden logeren zodat Anja met een vriendin zou kunnen gaan. Turkije leek hem niets. Het was Heleen geweest die hem had overgehaald toch te gaan. Niet zozeer door haar woorden maar simpelweg door de poging zelf. Als ook Heleen vond dat hij moest gaan, moest hij wel akkoord gaan. Ze waren samen nieuwe kleding gaan kopen en ook had ze nog een reisgids voor hem gehaald. Pas toen Heleen op Schiphol met een knipoog naar Anja had gezegd dat hij in zijn nieuwe outfit beslist in de smaak zou vallen bij de dames, vroeg hij zich af of de beide zussen het hele plan niet samen bekokstoofd hadden. Het stak hem dat Heleen het nu kennelijk met Anja eens was en ook vond dat hij vier jaar na het overlijden van Marion maar weer eens op zoek moest naar een nieuwe levensgezellin.
Heleen en hij, ze waren altijd twee handen op één buik geweest. Zijn contact met Anja was altijd minder vanzelfsprekend geweest, hij had altijd meer moeite moeten doen. En Anja waarschijnlijk ook, bedacht hij met een lichte zucht toen ze de volgende ochtend samen naar de ontbijtzaal liepen. Herman gaf haar een hartelijk klopje op haar arm en zei met een gebaar naar het uitgebreide ontbijtbuffet: “Het was een goed idee van je om ons eens een weekje te laten verwennen”. De glans die in haar ogen verscheen, raakte hem. Verdorie, waarom kon hij toch niet vaker gewoon iets aardigs zeggen? Het was zo eenvoudig.
“Ik wil straks een goede camera kopen”, zei hij plotseling tegen Anja. “Toen jullie klein waren, maakte Mama altijd de foto’s. Bérgen foto’s. Dat zou ze ook gedaan hebben van Michael en Iris.” Hij staarde even voor zich uit en knikte haar toen toe: “Ik ga die taak nu op me nemen”.
En Anja zei: “Bij ons maakt John altijd de foto’s. Hij had me de camera wel mee willen geven maar ik er ben er niet handig mee”. En toen: “Het is ook goed voor je om je weer ergens op te richten, Pap”. Hij fronste even. Waarom moest ze dat nou zeggen? Hij besloot haar gelijk te geven maar de sfeer van vertrouwelijkheid tussen hen was ermee verdwenen.
De camera’s bleken In Turkije duurder te zijn dan in Nederland maar hij kon er wel een formulier bij krijgen waarmee hij op de luchthaven de belasting terug kon vragen. “Ik wil er een met een sterke zoom”, had hij gezegd. “En hij moet makkelijk te bedienen zijn”, had hij er nog aan toegevoegd. Het was een duur toestel geworden.
Op het strand probeerde hij hem uit. Anja op het ligbed, Iris ingegraven in een kuil, Michael met een emmer water. Michael en Iris samen op een grote platte kei. Hij maakte close-upopnames van opspattend water, de gezichtjes van Michael en Iris en een kleurig steentje op de grens van nat en droog. Hij was opgetogen over het zoombereik; de imposante burcht op het schiereiland liet zich gemakkelijk vastleggen. Met de zoeker zocht hij het strand af en hij was blij met de ingebouwde stabilisator die het trillen van zijn hand compenseerde toen hij haar in het vizier kreeg. Hij maakte een hele serie opnames en had vervolgens geen idee wat hij ermee moest. Anja zou ze zien als ze vroeg de gemaakte beelden op het toestel terug te kijken. Hij verwijderde de foto’s één voor één…
’s Avonds las Herman de bijgeleverde documentatie en vond de oplossing voor het probleem. Hij zou een memorystick kopen, nieuwe foto’s maken en ze in een internetcafé van de camera op de computer downloaden en ze vervolgens op stick zetten. Hij prees zichzelf gelukkig om zijn inventieve geest maar de euforie over het vinden van een oplossing vloeide uit hem weg op het moment dat hij bedacht dat hij wel gek leek. Helemaal geobsedeerd door een onbekende vrouw. Werkelijk, hij wás een ouwe gek.
De volgende ochtend in de ontbijtzaal zag hij tot zijn verrassing dat Anja en de kinderen bij twee oudere dames aan tafel zaten. Hij bleef even aarzelend staan maar Anja wenkte hem en schoof een stoel achteruit. Onwillig ging hij zitten en begon zwijgend aan zijn ontbijt. Anja leek de vrouwen al eerder gesproken te hebben en deed nu pogingen hem bij het gesprek te betrekken. Maar hij reageerde nauwelijks en toen één van de dames hem vroeg wat voor werk hij deed, antwoordde hij: “Tandarts”, negeerde de verbaasde blik van Anja en stond op om zich nog een kop koffie in te schenken. Hij keerde niet terug naar de tafel maar bleef quasi geanimeerd staan praten met één van de hotelmedewerkers tot Anja en haar tafelgenoten klaar waren met hun ontbijt. Toen zij langs hem liepen bij het verlaten van de eetzaal, legde degene die hem naar zijn werk gevraagd had, even haar hand op zijn arm en zei: “U hebt énige kleinkinderen en een erg lieve dochter”. Hij knikte en zei stroef: “Dank u, dat vind ik ook”.
Anja bleef bij hem staan en toen de dames buiten gehoorafstand waren, vroeg ze: “Pap, waarom zei je nou in vredesnaam dat je tandarts bent?” Hij antwoordde kort: “Ik hou niet van kirrende dames”.
Marion was jarenlang redactiemedewerkster geweest bij het regionale dagblad. Op een dag had ze verteld over een onderzoek dat gedaan was naar beroepen en de vooroordelen en reacties die dat bij een eerste kennismaking opleverde. Een psychiater bijvoorbeeld kon rekenen op twee mogelijke reacties: iemand begon onmiddellijk zijn levensverhaal te vertellen uit behoefte aan aandacht en een luisterend oor of iemand trok zich acuut terug uit angst doorzien te worden. Een advocaat werd doorgaans als bijzonder aantrekkelijk gezien, vooral als het een advocaat met eigen praktijk betrof en een tandarts werkte juist afstand in de hand. Mensen hadden kennelijk moeite met iemand die het leuk vond in andermans mond te wroeten. Hij had de onderzoeksresultaten interessant gevonden en was ze nooit vergeten.
De sfeer tussen hem en Anja was nu gespannen en Herman zei in zijn eentje de stad in te willen. Hij zou later wel weer naar het strand komen. Hij slenterde wat door de straatjes en negeerde de lokkende opmerkingen van de verkopers in de tientallen kleding- en souvenirwinkeltjes. Bij een elektronicawinkel bleef hij staan en liet zijn blik over de etalage glijden. Hij keek even om zich heen, rechtte zijn schouders en stapte naar binnen.
Toen hij zich later bij Anja en de kinderen op het strand voegde, haalde hij de camera weer tevoorschijn. Hij experimenteerde nu met de repeteerfunctie en het maken van filmpjes. Hij begon er warempel steeds meer plezier in te krijgen en hij was er helemaal klaar voor toen zij weer in beeld kwam. Ze droeg een rode rok en een wit bloesje, de meest ideale combinatie voor een fotoreportage, wist hij. De foto’s zouden nog mooier zijn dan die van gisteren; wat goed dat hij nu een memorystick had!
Hij voelde zich vrolijk en maakte grapjes met Michael en gaf Anja een knipoog ten teken dat hij niet boos meer was. Ze keek naar hem op en vroeg of ze de foto’s mocht zien. Herman loog dat hij geprobeerd had de filmpjes terug te spelen maar dat het hem niet gelukt was en dat hij nu ook niet meer precies wist hoe hij terug kon naar de gemaakte foto’s. Hij hield een heel betoog om zeker te zijn dat Anja niet zou voorstellen het voor hem te proberen en beloofde haar het ’s avonds na te kijken in de gebruiksaanwijzing.
Toen Anja de kinderen naar bed bracht, zei hij nog even de stad in te willen. Hij fluisterde haar toe dat hij wat leuks voor Michael en Iris wilde kopen en ook voor haar en John en Heleen. Anja keek hem opmerkzaam aan maar zei niets en wenste hem veel plezier. Hij kuste de kinderen welterusten en keek hen na toen ze naar de lift liepen. Aan de afhangende schouders van Anja kon hij zien dat ze teleurgesteld was. Hij riep: “Ik blijf niet lang weg en als ik er niet uitkom, mag je me morgen helpen”. Ze draaide zich met een glimlach naar hem om en zei: “Daar hou ik je aan”.
Hij liep rechtstreeks naar het internetcafé dat hij ’s morgens gezien had. Toen hij de beelden op de computer zag, kon hij zijn opwinding nauwelijks verbergen en toen hij terugliep naar het hotel hield hij de stick stevig omklemd.
Hij vroeg de man achter de bar om een fles wijn en twee glazen en klopte bij Anja op de deur. Hij beantwoordde haar verraste blik met een glimlach. Samen gingen ze op het balkon zitten en hij verhaalde van de vakanties van weleer; eerst alleen met Marion, later samen met Anja en Heleen en nog later weer alleen met Marion. Hun laatste vakantie was naar Griekenland geweest. Hij zweeg, vervuld van de herinneringen. Toen gaf hij Anja een kneepje in haar hand en zei: “Het waren heerlijke jaren met je moeder. Maar geloof me, ik hou het niet tegen als ik weer een vrouw zou ontmoeten die mij weet te raken…”
“Zullen we vandaag naar de burcht gaan?”, stelde Anja voor toen ze de volgende dag aan het ontbijt zaten, “we hebben nauwelijks iets van Alanya gezien”. Herman knikte. “Goed idee. Laten we straks meteen gaan. Dan kunnen we daar op ons gemak wat rondslenteren en hebben we de middag, als de kinderen moe zijn, weer voor het strand.”
“Ik had niet verwacht dat je het strand leuk zou vinden”, zei Anja.
“Ik zelf ook niet”, zei hij. Met een lichte aarzeling vervolgde hij: “Daarom stond ik eerst ook wat afwijzend tegenover dit vakantie-idee”. Hij wilde haar vooral niet kwetsen. Toen lachte hij en zei: “Maar voor de kinderen is het fijn en het is nu eenmaal zo dat als de kinderen het fijn hebben, het ook fijn is voor de volwassenen”.
“En als mijn vader het fijn heeft, heb ik het ook fijn”, vulde Anja aan.
Hij kneep zijn lippen op elkaar, wenste ineens vurig weer thuis te zijn. Alleen.
De klim naar het kasteel was te veel voor de kinderen en dus namen ze een taxi de kasteelberg op. Onderweg zag hij tal van plekjes en uitzichten die hij zou willen fotograferen en hij nam zich voor straks in zijn eentje terug te gaan lopen. Verwonderd vroeg Herman zich af waarom hij bij Turkije nooit aan oude culturen en beschavingen gedacht had. De goed bewaarde poorten, torens en muren met kantelen die hij zag, schepten hoge verwachtingen van de burcht. Maar dat viel tegen. De restanten stelden niet veel voor, er was weinig documentatie en hij vond het jammer van het betaalde entreegeld. Ze bleven er niet lang en met Iris in de buggy begonnen ze aan de terugweg. Als Michael moe werd, zou Anja met de kinderen een taxi terug naar het hotel nemen.
Er waren kraampjes waar vrouwen hun handnijverheidsproducten aanboden; sjaals en omslagdoeken, kleedjes, kleurig bewerkte kalebassen, zelfgemaakte kinderkleren, gebreid of gehaakt, dat wist hij niet. Terwijl hij Michael bezighield, lette hij goed op om te zien waar Anja’s belangstelling naar uitging. Hij meende dat ze de bewerkte dunne tafelkleden mooi vond; daar ging hij er deze week in ieder geval een van kopen. Ze kwamen langs een restaurant waar ‘gözleme’ aangeprezen werd. ‘Pancakes’, stond eronder. De tuin met de zitjes zag er uitnodigend uit en hij stelde voor eens zo’n Turkse pannenkoek te proberen.
Hij keek naar Anja, haar rustige bewegingen terwijl ze Iris uit de buggy haalde, haar op een bank zette en met haar praatte. Ze leek op Marion. Ze keek naar hem en Herman zag de onzekere blik in haar ogen verschijnen die hij zo verfoeide. Ze zond hem een geforceerde glimlach die hij al even geforceerd beantwoordde.
“Je lijkt op je moeder”, zei hij in een poging iets van vertrouwelijkheid tussen hen te creëren. “Zij had diezelfde rust naar jou en Heleen als jij naar Michael en Iris hebt. Ik was veel ongeduldiger.”
Ze keken van elkaar weg en hij zei zacht: “Dat spijt me”.
Hij stond abrupt op, zei tegen Michael: “Kom, we gaan kijken hoe ze hier pannenkoeken bakken”. In het voorbijgaan zou hij Anja even kunnen aanraken; een hand op haar schouder leggen, met zijn vingers haar wang strelen. Hij deed het niet.
Hij maakte foto’s van de twee vrouwen die de pannenkoeken bakten van een dun uitgerolde deeglap op een bolle hete plaat. Ze keken welwillend glimlachend naar hem op. Hij fotografeerde oude gebruiksvoorwerpen die her en der ter decoratie in de tuin gegroepeerd waren. Hij maakte een close-up van Michael die een hagedisje ontdekt had, het beestje zelf was hem te vlug af. Zijn zoeker gleed via Iris naar Anja en registreerde hoe ze met de rug van haar hand langs haar ooghoek ging.
Hij vloekte inwendig. Ze was zijn dochter! Hij hield van haar! Waarom kon hij zich niet over zijn irritatie heen zetten? Waarom ergerde hij zich überhaupt aan haar?
Ze aten de pannenkoeken die hij uitbundig prees en daarna hielp hij Anja met de kinderen en de buggy in een taxi. Hij zwaaide hen na. Op zijn gemak scharrelde Herman nu tussen de restanten oude beschaving. Hij week af van de geëigende paadjes en klauterde over rotsblokken en muurtjes. Het geheel kwam op hem over als een groot openluchtmuseum en dan ook nog eens zonder de bordjes ‘verboden te betreden’ of ‘niet aanraken a.u.b.’. Er waren ook geen bordjes met informatieve teksten maar dat deerde hem niet; hij zou toch het geduld niet kunnen opbrengen die te lezen. En dat er maar zo weinig mensen waren hier! Opnieuw voelde hij verbazing wegens het feit dat hij dit nooit verwacht had bij Turkije. Waar was zijn vooroordeel in hemelsnaam op gebaseerd? Beschaamd bedacht hij dat hij de reisgids die Heleen hem gegeven had zelfs niet had opengeslagen. Hij moest nu een beetje lachen om zichzelf; hij moest bekennen dat hij niet eens van zichzelf wist dat hij dit soort dingen leuk vond! De vakanties met Marion waren vooral gericht geweest op het vertoeven in de natuur en hij had nooit de behoefte gevoeld het anders te doen. Rondtrekken met de tent, later met de caravan, dát was voor hen de ultieme vakantie. Hij vroeg zich af wat Marion hiervan gevonden zou hebben.
Hij maakte nog een paar foto’s van het uitzicht op Alanya. De zeskantige toren prominent in beeld. Hij keek op zijn horloge, schatte de afstand tot het hotel. Te ver. Hij besloot toch maar een taxi te nemen; hij wilde niet te laat zijn.
Zij, zou ze hier wonen? Werken? Ze kwam niet op hem over als een toerist, in haar eentje door de branding stappend met haar aktetas. Ze had geen vakantiebruine teint maar wit was ze ook niet. Wie was zij?
Herman liet zich een eindje voor het hotel afzetten, zocht een doorgang naar het strand en liep het laatste stuk naar het hotel door de branding. Broekspijpen flink opgestroopt en schoenen en sokken in zijn hand. Hij vond de steentjes aan zijn voeten af en toe behoorlijk pijnlijk maar daar liet hij zich niet door weerhouden, het lopen door het opspattende water bezorgde hem een sensatie van pure vrijheid en hij meende dat ook zij dit zo moest voelen. Ze intrigeerde hem zo mogelijk nog meer.
Af en toe stond hij stil en keek om zich heen maar hij zag haar niet. Hij was al bijna bij het hotel, wat kon hij doen? Vier dagen op rij was ze hier rond deze tijd geweest. Was ze vandaag soms eerder voorbijgekomen?
“Ze is op haar kamer”, hoorde hij iemand zeggen. Verrast keek hij om en herkende de dame van het ontbijt. Tegelijkertijd realiseerde hij zich dat ze Anja moest bedoelen. Het lukte hem te glimlachen en ‘dank u’ te zeggen. Voor ze verder nog iets kon zeggen, draaide Herman zich om en slenterde het terras van het hotel op. Hij voelde haar kritische blik in zijn rug prikken. Nu voelde hij zich nog verplicht naar Anja’s kamer te gaan ook! Was er een manier om daar onderuit te komen? Bij de schuifpui van het restaurant en de eetzaal bleef hij staan, ontdeed zo goed als mogelijk zijn voeten van het grove zand en trok zijn sokken en schoenen aan. Juist toen hij zijn broekspijpen naar beneden rolde, zag hij haar. Ze was er nog!
In de lift glimlachte hij vergenoegd naar zijn spiegelbeeld. Het was leuk een ouwe gek te zijn.
Bij Anja’s kamerdeur aarzelde hij even maar koos er toen voor eerst naar zijn eigen kamer te gaan, zijn voeten te wassen en schone sokken aan te trekken. Voor hij zijn kamer verliet, pakte hij de reisgids uit zijn koffer en ging toen naar Anja.
Ze lag op bed te lezen. Iris sliep en Michael keek naar een tekenfilm. Het geluid stond uit.
“Hoe was het?”, vroeg Anja.
“Fantastisch”, antwoordde hij, “die sfeer daar. Dat ligt en staat er al honderden jaren. Het is niet zo dat de tijd er heeft stilgestaan, de tijd is eraan voorbijgetrokken. Heeft nieuwe sporen achtergelaten en oude weggevaagd”.
Hij tikte op de reisgids: “Nu ik me er iets bij voor kan stellen, wil ik erover lezen”.
Anja keek hem aan en het leek of ze iets wilde zeggen maar ze deed het niet. Hij was er blij om, al had hij geen idee wat ze zojuist had ingeslikt.
Hij zei met een blik op Iris: “Nu zij haar middagslaapje heeft gehad, kunnen we vanavond misschien nog wel een keer naar het kasteel. Vanaf hier ziet het er al mooi uit, zoals het daar in de schijnwerpers staat, maar daar boven zal het ook vast fantastisch zijn. En dan het zicht op Alanya, met alle lichtjes…”
“Zullen we daar dan ook ergens gaan eten? Het eten is hier prima hoor, maar ik wil wel eens wat anders.”
“Doen we”, zei hij.
“Mooi”, zei Anja, “ik zal Iris wakker maken, dan kunnen we nog even naar het strand. Ze heeft lang genoeg geslapen en ik wil nog even van de zon genieten”.
“Oké, ik kleed me om en dan zien we elkaar straks op het strand.”
Even later zat hij met de reisgids op een strandstoel. Hij was verrast namen aan te treffen die hij kende uit de bijbel; Tarsus, Efeze, Ur, de berg Ararat. Hij zag afbeeldingen van grotten die als kerk dienst hadden gedaan, plaatjes van delen van Romeinse tempels, grotgraven, complete ondergrondse steden, amfitheaters, badhuizen. Zelfs de oudste stad ter wereld zou zo’n 7.000 jaar voor Christus hier ontstaan zijn. En daar waren nu nog vele resten van te zien. Wat was hier veel bewaard gebleven, wat een rijkdom! Zijn ogen gleden langs de silhouetten van de burcht op het schiereiland, de helderblauwe lucht, de kalme zee.
Hij dacht aan Noorwegen, aan Schotland en aan Finland. Daar had hij zich op een heel andere manier overweldigd gevoeld soms. Een ander soort oerkracht deed daar zijn aanwezigheid gelden. Daar hadden natuurgoden hun strijd gestreden, er was met bliksems en rotsblokken gegooid, hemel en aarde waren er gespleten. Maar hier, hier was het de mensheid die gevochten had voor haar bestaan, in alle mogelijke opzichten. En deed dat nog steeds…
’s Avonds aten ze bij een restaurant met uitzicht op de haven en de toren waarvan hij inmiddels wist dat die de Rode Toren genoemd werd. Michael en Iris werden, net als in het hotel overigens, helemaal in de watten gelegd. Ze hadden slechts een hoofdgerecht besteld maar vooraf kregen ze een soort bol, opgeblazen brood waar ze stukjes af moesten scheuren en in een paar verschillende sausjes konden dopen. Het was heerlijk. Ook de koffie na was van het huis en hij was aanganaam verrast over de lage prijs die hij voor het geheel moest betalen. Zo kon je nog eens uit eten gaan!
Na het eten dwaalden ze nog wat rond op de sprookjesachtig verlichte kasteelberg. Je zou de sfeer romantisch kunnen noemen en heel even stak het hem dat hij hier met zijn dochter liep in plaats van met een geliefde. Met háár bijvoorbeeld… Onwillekeurig keek hij even om zich heen en ving toen de blik van Anja. Hij realiseerde zich ineens dat ze de hele avond wat stilletjes was geweest. Alsof ze met haar gedachten ergens anders zat. Hij sloeg een arm om haar schouder en vroeg: “Mis je John?” Daar had hij nog niet eerder aan gedacht, John was amper tussen hen ter sprake gekomen. Anja haalde haar schouders op en zei: “Dat valt wel mee, als ik thuis ben, brengen we immers ook niet zoveel tijd met elkaar door”.
Hij was ineens gealarmeerd, hield haar staande en vroeg: “Anja, kind, het gaat toch wel goed tussen jullie?”
“Ach pap, het is overal wel eens wat, maak je geen zorgen”, had Anja gezegd en hij had geknikt. Wilde er niet op doorgaan waar de kinderen bij waren. Hij had het zo vaak gehoord, dat ‘het overal wel eens wat was’ maar het gekke was dat hij zelf nooit een echt voorbeeld had kunnen noemen van wat er tussen hem en Marion dan was. Nu vroeg hij zich af wat Marion – naast zijn ongeduld – genoemd zou hebben als het haar gevraagd was. Hij had zich altijd gelukkig geprezen met haar maar hij wist dat vrouwen er vaak andere maatstaven op na hielden. Was zij altijd wel zo gelukkig geweest? Mannen leken hem sneller tevreden en dat was wat hij later tegen Anja zei toen ze samen op haar balkon zaten.
“Ik word dagelijks geconfronteerd met echtscheidingszaken en als je de verhalen van de vrouwen hoort, krijg je het idee dat mannen ongevoelige, gemakzuchtige botteriken zijn. En uit de verhalen van mannen zou je bijna concluderen dat vrouwen zonder uitzondering klagende wezens zijn voor wie het nooit goed is. Er is een groot verschil tussen mannen en vrouwen als het om conflicthantering gaat. Vrouwen willen een meningsverschil uitpraten, een man neemt het liefst een bloemetje mee om het weer goed te maken.”
“Nou”, zei Anja, “dat is toch wel een achterhaald beeld dat jij nu schetst”.
“Denk je dat? Goed, de mannen van tegenwoordig weten dan misschien wel dat praten binnen een relatie erg belangrijk is, maar denk je dat ze ook werkelijk die behoefte zo voelen? Vrouwen zijn veel meer gericht op harmonie, zij proberen ervoor te zorgen dat iedereen binnen het gezin aan zijn trekken komt bijvoorbeeld, dat er aandacht is. Voor mannen is het nog altijd van groot belang dat ze voor een goed belegde boterham kunnen zorgen, dat de kinderen naar vioolles en de sportclub kunnen. Mannen zijn gericht op het materiële, vrouwen op het immateriële. En hoezeer we ook ons best doen te emanciperen, de biologische verschillen kunnen we proberen te overbruggen maar niet uitvlakken. Mannen en vrouwen zijn gelijkwaardig, alle mensen zijn gelijkwaardig, maar ze zijn niet gelijk. En dus mogen we ook niet aan mannen en vrouwen dezelfde eisen stellen of van hen dezelfde verwachtingen koesteren. Laat mannen toch gewoon man zijn en vrouwen vrouw. Dat is toch heerlijk?”
“Dat was een mooi pleidooi. Wég met het feminisme”, grinnikte Anja.
Hij lachte met haar mee en zei: “Wist je dat mannen in contactadvertenties en op datingsites steeds vaker vragen om een vrouwelijke vrouw en dat vrouwen een mannelijke man willen, maar geen macho?”
“Hé, wat weet jij van datingsites, biecht eens op”, zei Anja met een priemende wijsvinger op hem gericht.
Hij hief zijn handen ter overgave: “Oké, ik beken. Ik heb een paar keer op zo’n site rondgekeken, maar het was niets voor mij”.
“Ja, ja, dat zeggen ze allemaal”, zei Anja met een schalkse knipoog.
Ze spraken luchtig door over relaties en de verschillen tussen mannen en vrouwen en hij was blij dat haar ogen weer glans hadden gekregen. Toen ze besloten te gaan slapen, gaf hij haar een kus en zei: “We hebben het niet verder over jou en John gehad en dat hoeft ook niet, maar als je er toch over wilt praten, dan ben ik er. Ook al ben ik een man”, voegde hij er met een knipoog aan toe.
“Dank je”, zei ze en Herman wist dat ze het meende.
Hij voelde zich voldaan. Het was in verschillende opzichten een bijzondere dag geworden met momenten die hij niet snel zou vergeten. Momenten die een belofte leken in te houden voor de toekomst of die op zijn minst een kentering in zijn denk- en belevingswereld veroorzaakt hadden. Vanaf zijn eigen balkon keek hij nog eenmaal naar de burcht. De maan hing er als een melkglazen bol boven.
Nog twee dagen te gaan. Nog twee keer zou hij haar kunnen zien. En dan?
De volgende dag gingen ze naar de grote markt in het centrum, dronken een verse jus d’orange – zoveel smakelijker dan in Nederland! – en daarna ging hij met de kinderen naar het hotel en bleef Anja nog in het centrum om te shoppen.
Hij zat weer met de camera in de aanslag toen hij haar zag. Dankzij de zoom kon hij een prachtige close-up van haar maken. Meteen daarna liet hij zijn fototoestel zakken; was hij een vieze gluurder? Niemand, echt niemand zou dit ooit mogen weten. Hij deed geen gekke dingen met de foto’s, was dat niet van plan ook, hij viel haar evenmin lastig, maar goedbeschouwd was het gewoon ráár wat hij deed. Het zou menige wenkbrauw doen fronsen.
En toch, toen Anja weer terug was, haastte hij zich naar het internetcafé om de foto’s van haar op stick te zetten. De close-up was prachtig geworden. Hij bekeek de andere foto’s en ineens schoot het door hem heen dat ze hem in eerste instantie vaag bekend was voorgekomen. Hij had er niet meer bij stilgestaan, maar kon het zijn dat hij haar kende? Was ze een oud-cliënte? Of misschien hadden ze bij elkaar in de buurt gewoond? Kende hij haar van een winkel? De bibliotheek? Werkte ze bij de rechtbank? Hij had werkelijk geen enkel idee wie ze kon zijn en of hij haar überhaupt vaker had gezien. Misschien leek ze alleen maar op iemand die hij vaag kende.
Maar nu wist hij wel wat hij kon doen. Er was nog één dag te gaan. Hij zou haar morgen tegemoet lopen over het strand. Hij zou haar aarzelend groeten. En dan stilstaan en haar ook staande houden en haar aanspreken. In het Engels. Hij zou zeggen dat ze hem bekend voorkwam en of hij haar misschien eerder gezien kon hebben. Het was de meest afgezaagde manier om met iemand in contact te komen, maar het was geen smoes, ze kwam hem écht bekend voor. Hoe meer hij erover nadacht, hoe zekerder hij werd. Hij kende haar, en morgen zou hij weten waarvan…
De volgende ochtend ging Herman voor de laatste keer naar de kasteelberg. De zon scheen niet zo uitbundig als de dagen ervoor maar dat was voor het fotograferen juist goed; het contrast tussen zon en schaduw was op de eerdere foto’s vaak te scherp geweest. Het deed hem goed hier in zijn eentje rond te dwalen, kijkend naar details en naar grootse vergezichten die zijn gedachten mijlenver weg deden drijven. Hij sprak met haar, legde zijn hele hebben en houden bloot en besloot met een zucht dat de behoefte aan communicatie bij verliefde mannen net zo hoog moest liggen als die bij een vrouw onder normale omstandigheden. Hij was natuurlijk niet verliefd, meende hij toen hij op een klein rotsplateau stond en uitkeek over de kustlijn, maar hij zou het kunnen worden. En als hij het dan was… Dan zou hij uren met haar praten. Alles zou hij vertellen. Alle kleine details die er voor een gewoon mens niet toe deden maar die in de liefde tot kleurige en glanzende kleinoden verwerden. Hij zou ook de grote dingen vertellen, zijn worstelingen waar geen mens van wist. Hij zou praten over de rusteloosheid en het ongeduld die hem al zijn hele leven in de greep hielden. En over Anja, en Heleen, en waarom hij zich vaak zo schuldig voelde…
De kustlijn leek in een waas op te lossen en hij draaide zich om. Slikte de emoties weg.
Hij kocht een tafelkleed voor Anja, een mooie, zachte sjaal voor Heleen en een vijftal sleutelhangers met het blauwe oog dat onheil af moest weren. Daarna daalde hij de kasteelberg af, maakte foto’s bij de Rode Toren en de oude scheepswerf en dronk thee aan de haven. Toen hij over de boulevard richting het hotel liep, begon het te waaien en zorgelijk constateerde hij dat het nu ook flink betrok. Het zou toch niet zo zijn dat het uitgerekend nu ging regenen?
Nog voor hij het hotel bereikt had, vielen de eerste druppels. Hij had als een klein kind willen stampvoeten. Waarom? Waarom nu?
Mokkend deed hij zijn beklag bij Anja die met de kinderen in de foyer zat. Nuchter constateerde ze dat het zelfs op dit zonovergoten plekje van de wereld wel eens regende. Ze hadden de hele week zon gehad en erg nat was hij nu ook niet geworden; was zijn teleurstelling niet ietwat overdreven? Hij ontplofte bijna bij haar woorden. Hij zei niets maar stapte in de lift, Anja fronsend achterlatend.
Hij stond op het balkon. De wind was gaan liggen en de regen viel hard en loodrecht naar beneden. In de verte rommelde het. Parasols en ligbedkussens waren in allerijl veiliggesteld, het geheel wekte een desolate indruk. Tegen beter weten in tuurde hij het strand af. Niets. Niemand.
Over een kleine drie uur was de transfer naar Antalya. Zijn kansen waren verkeken. Hij ging op bed liggen, staarde mistroostig naar het plafond en overdacht zijn situatie. Hoe groot was de kans nu eigenlijk geweest dat hij met haar in gesprek zou raken, dat ze hem net zo interessant vond als hij haar, dat ze uit Nederland kwam en dat ze elkaar weer zouden zien? Niet zo bijster groot, moest hij toegeven. Hij zuchtte. Morgen was hij weer thuis. Dan hernam het leven weer zijn normale gang en al snel zou er niet veel meer resten dan een paar herinneringen waarvan hij niet met zekerheid kon zeggen of die hem het schaamrood op de kaken zouden bezorgen of een weemoedige glimlach rond de lippen...
Er werd op de deur geklopt en hij hoorde de stem van Anja: “Pap?”
Hij stond op en opende de deur. Hij wist zich geen houding te geven, schaamde zich voor zijn kinderachtige gedrag, maar Anja zei met zachte stem: “Pap, waarom blijf je niet nog een week? Dat kan volgens mij best”.
“Waarom zou ik?” Zijn stem klonk bepaald gealarmeerd.
Anja zei schuchter: “Nou, ik dacht, je vindt het misschien helemaal niet leuk om weer naar huis te gaan, je had het hier zo naar je zin. Misschien kun je nog blijven en meer van Turkije zien. Er zijn allerlei excursiemogelijkheden vanuit Alanya; Cappadocië, Pamukkale. Je zou zelfs ergens anders een paar dagen in een hotel kunnen gaan”.
Herman schudde zijn hoofd. Hij zei na enig nadenken: “Ik vind het lief van je dat je hiermee komt. Ja, ik heb het een hele fijne week gevonden, het was heel anders dan ik me had voorgesteld en ik denk dat ik echt nog wel een keer terug zal gaan. Maar dan wil ik eerst op mijn gemak hebben uitgezocht waar ik dan naartoe wil”.
Anja knikte en hij vervolgde: “Ik had nog graag de Rode Toren bekeken maar toen het zo begon te betrekken, besloot ik maar naar het hotel te gaan. Maar voor die Rode Toren hoef ik geen week langer te blijven. Ik was gewoon een beetje teleurgesteld, dat is alles”.
Opgelucht constateerde hij dat Anja hem geloofde. Hij pakte de tas met het kleed en gaf die aan Anja.
“Deze heb ik voor jou gekocht. Ik hoop dat je hem mooi vindt. Je hebt het verdiend. Het moet niet meegevallen zijn met een oude mopperkont op stap te zijn.”
Anja sloeg haar armen om zijn nek en drukte een kus op zijn wang.
“Dank je wel, ik vind deze kleden prachtig. Er zit zoveel werk in, alles is met de hand gemaakt en ik houd van deze natuurlijke kleuren en materialen.”
Ze glimlachten naar elkaar en toen zei Anja: “Ik ga weer naar beneden. Eén van de jongens van het hotel houdt de kinderen bezig maar dat zal wel niet zo heel lang goed gaan”.
Hij knikte haar toe en zei: “Ik ga mijn koffer inpakken en dan kom ik ook beneden”.
Toen hij de deur achter haar sloot, glimlachte hij. Nog een week blijven? Het was een aantrekkelijk idee maar hij wist dat hij alleen voor háár zou blijven en dat was de verkeerde reden. Dat zou onherroepelijk tot teleurstellingen leiden. Hij was trots op zichzelf dat hij dit had ingezien. Hij ging naar huis en hij zou zijn fantasieën, samen met de onbekende vrouw, hier achterlaten…
John had hen van Schiphol gehaald. Het was midden in de nacht en het mistte. Herman zuchtte toen ze de straat inreden. Het huis was kil en groot en donker. Een warm welkom was er niet bij. De post lag in twee keurige stapeltjes op het tafeltje in de hal. Dat had zijn hulp gedaan. Een bosje bloemen, zoals hij en Marion vroeger altijd aantroffen als ze van vakantie thuiskwamen, stond er niet. Hij wierp een snelle blik op de post en kroop toen in bed. Doodstil en met open ogen lag hij daar. Ondanks zijn vermoeidheid kon hij niet slapen en na een half uur stond hij op en nam een douche. Opnieuw kroop hij tussen de lakens. Hij pakte het tweede beddenkussen en klemde het in zijn armen in een poging de gapende wond in zijn gemoed te dichten. Het zou weer overgaan. Hij wist het. Hij wist ook dat er niets tegen te doen viel, dat hij er slechts in mee kon gaan, in afdalen, in ondergaan, alsof hij er in zou verdrinken en daarna zou hij weer bovenkomen. Het was een kwestie van tijd. Soms uren, soms dagen. Hij hoopte op uren. Tegen de ochtend was het ergste voorbij en viel hij in slaap.
Hij bracht die dag grotendeels in bed door. Kwam er alleen uit voor koffie en brood en later om een diepvriesmaaltijd klaar te maken en te eten. Het smaakte niet.
De volgende dag voelde hij zich beter. Hij zette alle foto’s op zijn computer, zocht de mooiste uit om er drie albums van te maken; een voor Anja, een voor Michael en een voor Iris. Marion zou het zo gedaan hebben. Tussen zijn werkdocumenten legde hij een map aan voor de foto’s van de onbekende vrouw en beveiligde hem met een wachtwoord. Niemand zou ooit moeite doen het wachtwoord te kraken; de codenaam die hij de map gegeven had was er een van de soort die hij gebruikte voor vrijblijvende intakegesprekken. Mocht er een dag komen dat hij niet zelf zijn cliënten aan een collega kon overdragen en men zou zijn computerbestanden willen inzien, dan zou men denken dat het om een verslag van een eenmalig consult ging.
Hij ging de stad in, liep na de gewone boodschappen de boekhandel binnen en kocht een atlas met kaarten uit de oudheid en een boek over de recente geschiedenis van Turkije. ’s Avonds nodigde hij Heleen uit. Hij liet haar de foto’s zien en vertelde uitgebreid over het Turkije waar hij voorheen geen weet van had gehad. Roezig viel hij die avond in slaap.
Toen hij de volgende ochtend wakker werd, woedde opnieuw de leegte en het gemis in hem. Hij probeerde te werken maar hij kon zich niet concentreren. Allerlei losse gedachten zoemden als hinderlijk hommels door zijn hoofd. Getergd sloot hij enkele uren later zijn kantoor af. Hij moest eruit. Hij besloot naar Wybe te gaan. Hij kende Wybe al zo’n dertig jaar; Herman had na zijn opleiding jaren bij Wybe op kantoor gewerkt. Een half jaar geleden was Wybe gestopt met werken, had een boot – of beter gezegd het karkas ervan – gekocht en was sindsdien bijna dag en nacht op de werf te vinden. Na het overlijden van Marion was Wybe een ware vriend gebleken met wie hij kon praten. Echt kon praten, en die hem menigmaal de rust had hergeven. Herman begon te vertellen. Lukraak. Over Turkije, de kasteelberg, de zon, over Anja, de spanningen tussen hen en de gesprekken op het balkon, de dames in de ontbijtzaal. En ten slotte zei hij: “Ik heb een vrouw gezien. Alleen maar gezien. Elke middag rond drie uur kwam ze over het strand gelopen. Ze… ze hád iets. Ik heb geen flauw idee wie ze is, waar ze vandaan kwam, ze was als een vlinder die lichtjes voorbij fladdert, waar je met een gevoel van tederheid naar kijkt en vervolgens met spijt ziet verdwijnen.”
Hij zweeg. Keek naar Wybe die met een peinzende uitdrukking op zijn gezicht voor zich uit staarde. Toen zei Herman: “Ik zal niet zeggen dat deze vakantie mijn hele leven overhoop heeft gehaald maar ik ben wel een beetje van mijn stuk gebracht. En ik weet even niet hoe ik nu verder moet…”
Wybe zei: “Er spelen dus twee dingen, Anja buiten beschouwing latend. Dat is iets dat al jaren speelt”.
Herman knikte.
“Denk je”, vroeg Wybe, “dat het ook echt twee verschillende dingen zijn?”
“Hoe bedoel je dat?”
“Nou, zoals je over die vrouw sprak, als een vlinder, dat roept bij mij het beeld op van een verlangen, verlangen naar vrijheid misschien? Of naar een ander soort leven? Dat is het gevoel dat ik zelf goed ken. Je weet het, in de laatste jaren met mijn praktijk, werd de drang om ermee te stoppen steeds groter. En als ik dan een boot zag, of aan varen dacht, dan was het verlangen zo sterk dat het bijna zeer deed. Misschien is het bij jou ook wel zoiets. En dan Turkije, kennelijk ontdekte je ineens een interesse bij jezelf die je voorheen niet kende, ook dat kan je leven een andere koers geven, je gedachten gaan gewoon anders. Snap je wat ik bedoel?”
Herman dacht na en zei toen aarzelend: “Misschien heb je wel gelijk, ik weet het niet precies”.
“Maar misschien zit het ook wel anders. Misschien staan beide dingen echt los van elkaar en heeft deze vrouw iets bij je los gemaakt. En misschien verlang je ernaar om weer verliefd te worden omdat je nu voelt dat het weer kan. Na Marion…”
Herman zei zacht: “Ik denk dat het dat is”.
Ze keken elkaar aan en toen zei Wybe: “Oké, als het twee op zichzelf staande dingen zijn, kun je ze ook zo benaderen. In de liefde kun je niets forceren, dat weten we allebei. We hebben het wel vaker over datingsites en bemiddelingsbureaus gehad. Dat ligt je niet zo maar misschien komt dat nog eens. Maar Turkije, Herman, dat is een heel ander verhaal. Daar kun je zelf actief iets in doen. Er zijn genoeg mensen met een tweede huis. In Spanje, in Frankrijk en vast ook in Turkije. Waarom ga je niet eens kijken naar de mogelijkheden om daar een huis te kopen?”
Waarom zou hij geen huis in Turkije kopen? Ja, waarom niet? Hij had gelachen. Voorzichtig. En daarna voluit, een bevrijdende lach. De zoemende hommels in zijn hoofd vielen stil en verwerden tot kleurige puzzelstukjes die prima in elkaar bleken te passen. Het beeld dat ontstond, was als een lokkend vergezicht. Ze hadden nog een uurtje doorgepraat, Wybe en hij, en daarna was hij naar huis gegaan. Op het internet zocht hij naar informatie over het kopen van een huis in Turkije, las gruwelverhalen over wat er allemaal mis kon gaan en wervende teksten van gelukkig kijkende huiseigenaren. Hij bekeek het aanbod van appartementen bij een paar makelaars en stelde een wensenlijst op. Daarna maakte hij een afspraak bij de bank voor de volgende dag en bedacht dat hij over twee dagen al weg kon.
Terwijl hij wachtte tot de last minutes in beeld verschenen, vroeg hij zich af of hij niet te impulsief was. Maar nee, hij meende toch van niet. Hij ging immers alleen maar kijken? Zo te zien was het aanbod groot, hij zou zich in geen geval onder druk laten zetten door de woorden dat hij snel moest beslissen omdat er meer kopers waren. Hij zou alleen maar iets kopen als hij echt helemaal zeker was. Hij voegde ‘zwembad’ aan zijn wensenlijst toe. Niet voor hem zelf, maar voor Michael en Iris zou een zwembad steeds belangrijker worden. En voor Heleen, als zij kinderen zou krijgen. Want natuurlijk zouden zij ook van het appartement gebruik gaan maken.
Hij pakte de telefoon en belde Heleen. Ze reageerde enthousiast toen hij haar van zijn plannen vertelde. Gesterkt en gesteund belde hij daarna Anja. Hij verwachtte dat ze hem tot voorzichtigheid zou manen en hij zette zich bij voorbaat al schrap. Maar ze zei: “Weet je dat John gisteravond hetzelfde zei? Ik had hem natuurlijk verteld over je enthousiasme voor de oude cultuur en daar had hij blijkbaar nog over nagedacht. Ik vind het fijn voor je pap, wanneer wil je gaan?”
“Zo snel mogelijk. Ik heb voor deze week geen cliëntgesprekken ingepland en ik hoef pas volgende week voor twee zaken naar de rechtbank. De voorbereidingen daarvoor kan ik in Turkije ook wel doen.”
“Wil je mijn laptop mee?”
Dat was best een goed idee vond hij, en ze spraken af dat hij hem morgenmiddag kwam halen als hij bij de bank geweest was.
Ze zei: “Als er in het hotel waar je komt, wireless internet is, dan kun je ons ook elke dag mailen om te vertellen hoe het gaat. En foto’s opsturen, want ik ben natuurlijk razend nieuwsgierig”.
Toen ze hadden opgehangen, vroeg hij zich af hoe het kwam dat Anja ineens zo helemaal aan zijn kant leek te staan en haar betuttelende houding had laten varen. Was het misschien omdat ze blij was dat hun vakantie zo goed bevallen was? Dat Turkije een goede keuze van haar geweest was? Was het omdat ze meende nu eindelijk eens iets goeds voor hem gedaan te hebben?
Hij dacht aan haar ogen, de onzekere blik die er zo vaak zomaar ineens in kon verschijnen. Wie weet zou het nu echt makkelijker tussen hen worden. Hij hoopte het.
Hetzelfde hotel van de vorige week kon hij niet ontdekken tussen de last minutes. Hij zocht naar andere hotels die aan hetzelfde strand lagen. Even later had hij zijn keuze gemaakt en het boekingsformulier ingevuld. Toen belde hij Wybe: “Ik sta op het punt een week Alanya te boeken. Ik kan overmorgen weg. Doen?” “Doen!”, riep Wybe. Herman drukte op de verzendknop, zei ‘gebeurd’ en ‘dank je’ en hing op. Hij had geen annuleringsverzekering afgesloten. Hij ging!
Nog lange tijd bleef hij achter de computer zitten. Maakte aantekeningen over de appartementen die hem aanspraken, stelde een lijstje op met makelaars waar hij in ieder geval naartoe wilde. Hij wilde geen afspraken maken. Een huis kopen had alles te maken met gevoel. Hij wilde zijn intuïtie kunnen volgen. In ieder geval tot het moment dat er over geld en contracten gesproken werd.
Hij opende de geheime map met de foto’s van haar. Vanmiddag, bij Wybe, had hij op het punt gestaan te vertellen over de foto’s, gewoon omdat hij haar wilde laten zien. Alsof hij daarmee kon overdragen wat hem zo had aangetrokken in haar. Hij had het niet gedaan, zelfs Wybe mocht niets van de foto’s weten. Nu bekeek hij de vier mooiste foto’s, de close-up als laatste. Hij dacht aan zijn eigen woorden van vanmiddag, over het beeld van de vlinder. Zo was het precies. En de teleurstelling van de laatste middag in Alanya lag niet zozeer in het feit dat hij haar niet had kunnen vangen. Nee. Hij had de moeite niet genomen zijn hand uit te strekken opdat ze op zijn vingertoppen had kunnen neerstrijken en dat nam hij zichzelf kwalijk. Hij had de regen de schuld gegeven maar dat was het echte probleem niet geweest. Als hij haar, maar vooral zichzelf, werkelijk de moeite waard had gevonden, serieus had genomen, had hij het eerder moeten proberen. Hij had zichzelf geen schijn van kans gegeven. Lafaard die hij was.
Maar nu zou hij het alsnog proberen en dat was goed, méér dan goed. Het was de poging zelf die ertoe deed. Verder niets. Het leven was geen roman, niet alles liep goed af en er bestond niet zoiets als ‘ze leefden nog lang en gelukkig’. Het echte leven was onvoorspelbaarder, spannender, intenser, dramatischer en kleurrijker dan welk boek ook. Schrijvers kregen het zo niet verzonnen.
Hij voelde zich een beetje licht in het hoofd. Dizzy, alsof hij aangeschoten was. Hij realiseerde zich ineens dat hij ook helemaal niet meer gegeten had sinds vanochtend. Zin om te koken had hij niet. Hij zou een paar eieren kunnen bakken maar toen kreeg hij een beter idee: als hij nu chinees ging halen, dan kon hij de helft in de vriezer doen zodat hij in ieder geval een lekkere maaltijd had als hij over tien dagen terugkwam.
Herman voelde zich bepaald bijzonder, toen hij zonder eerst een visum te kopen aansloot in de rij voor de paspoortcontrole. Het leek hem zelfs dat de douanebeambte hem extra vriendelijk welkom heette toen deze op het stempel zag dat hij nog maar zo kort geleden in Turkije was geweest. Als eerste stond hij bij de bagageband. Hij trok zijn vest uit, sloeg de mouwen van zijn blouse een paar keer om en keek zo neutraal mogelijk om zich heen. Hij wist zich ongemeen bruin vergeleken met de verse toeristen die zich nu rond de bagageband begonnen te verzamelen. Waren er mensen die naar hem keken? Hij grinnikte in zichzelf; hij was een walgelijk patsertje. Toen hij zijn koffer te pakken had, liep hij zelfbewust naar de uitgang; hij was niet zomaar een toerist, hij ging een huis kopen…!
Buiten gekomen ademde hij diep in. Wat was het precies dat hier anders was? Het licht dat hier feller scheen dan in Nederland? De samenstelling van de lucht? Was het de weidsheid? Hingen er geuren in de lucht, zo subtiel dat hij ze niet bewust kon waarnemen?
Hij liet zich door een gids met het bordje van de reisorganisatie naar de bus verwijzen. Zijn naam stond op de lijst, so far so good. Hij bleef buiten staan wachten, keek naar de mannen die bij de taxi’s stonden, de grote en kleinere bussen van reisorganisaties en de witte taxibusjes. Een gewone bus was er niet te zien. Hij nam zich voor een auto te huren, de volgende keer dat hij kwam.
De rit naar Alanya was saai, het schoot maar niet op. Hij deed zijn ogen dicht; probeerde zich af te sluiten voor het rumoer van de mensen om hem heen. Je had ze er altijd bij; van die mensen – meestal mannen – die zo nodig grappig moesten zijn, meestal ook nog ten koste van anderen, de Turken in dit geval.
Hij was warempel nog in slaap gevallen, bleef zitten toen de rest bij de verplichte tussenstop uitstapte. De vorige keer was hem verteld dat de chauffeurs en gidsen sigaretten of een gratis maaltijd kregen omdat ze potentiële klanten brachten. Commissie was een belangrijke werkende kracht in Turkije, dat had hij ook al ergens gelezen.
Gisteren had hij besloten dat hij het liefst met een Turkse makelaar in zee ging, een kleinere. Die hard wilde werken voor zijn geld en die het goed kon gebruiken ook. Er waren hier Nederlandse makelaars, en Scandinavische en Duitse. Maar waarom moesten die in Turkije zo nodig goud geld verdienen? Hij geloofde ook niet dat deze makelaars betrouwbaarder waren dan de Turkse. Elke branche waarin veel geld te verdienen viel, trok nu eenmaal ook lieden die het niet zo nauw namen met eerlijkheid en betrouwbaarheid. Hij moest gewoon uitkijken. En hij had zich voorgenomen een appartement te kopen dat er al stond, geen ding in aanbouw waar van alles mis mee kon gaan.
Toen ze Alanya naderden, ging hij meer rechtop zitten. Straks zou hij de contouren van de burcht op het schiereiland kunnen zien. Hij had het merkwaardige gevoel thuis te komen.
In het hotel zou hij eerst even op bed gaan liggen, daarna douchen, zijn vlotste vakantietenue aantrekken en een wandeling over het strand gaan maken. Hij was goed voorbereid; hij had gisteren zelfs nog kans gezien een paar waterschoenen te kopen. Geen steentje zou hem deren!
Om kwart voor drie was hij er helemaal klaar voor en begon over het strand te lopen in de richting waar ze altijd vandaan kwam; de kant van de kasteelberg. Het was minder druk dan de week ervoor, toen het herfstvakantie was. Het seizoen was goeddeels voorbij. Hij kwam langs het hotel waar ze de vorige week zaten en werd herkend door een van de jongens die er werkten. Maar Herman had geen zin in een praatje en gebaarde naar zijn horloge om duidelijk te maken dat hij geen tijd had. “Een volgende keer”, riep hij. Nadat hij een half uur gelopen had, naderde hij de haven. Hij had haar nog niet gezien. Ze zou er toch nog wel zijn? Hij wist niet vanaf waar ze altijd over het strand liep, misschien was ze het strand op gekomen toen hij al voorbij was. Hij had wel regelmatig om zich heen gekeken, maar desondanks kon hij haar toch gemist hebben. Hij besloot zijn gewone schoenen weer aan te trekken, de boulevard op te lopen en een taxi te nemen naar de eerste makelaar die op zijn lijstje stond. Er waren nog dagen genoeg. Morgen zou hij gewoon bij het hotel blijven wachten, dan kon hij haar niet mislopen.
Herman had de makelaar amper verteld dat hij op zoek was naar een appartement of deze wilde al met hem op stap om er een paar te bezichtigen. Herman aarzelde; was het niet zinvoller om eerst eens even te praten over wat hij precies zocht in plaats van maar lukraak wat appartementen af te gaan? Maar de makelaar zei met een blik op de klok dat het prettiger was nu een paar appartementen bij daglicht te zien. Ondertussen konden ze praten en Herman kreeg alvast een idee van de mogelijkheden. De makelaar zou dan vanavond een en ander uitwerken en morgen met gerichte voorstellen komen. Daar zat wel wat in, vond Herman. Voor ze in de auto zaten, had de makelaar al drie vragen gesteld. Of Herman in de buurt van het strand iets zocht, welke faciliteiten belangrijk waren voor Herman en of het in Alanya of ook daarbuiten mocht zijn. Herman vertelde dat hij graag uitzicht op de kasteelberg had, dat het strand niet in de buurt hoefde te zijn, wel graag in Alanya zelf, dat het geen groot complex moest zijn en dat alleen een zwembad belangrijk was. Een fitnessruimte of sauna vond hij niet nodig, daar zou hij zelf toch nooit gebruik van maken. Het eerste appartement waar ze gingen kijken, lag aan de noord-westrand van Alanya, een stukje de bergen in. Hij zag kippen rondscharrelen, een geit stond aan zijn horens vastgebonden op een klein stukje braakliggend terrein naast het appartementengebouw. Er bleken nog twee appartementen te koop, waarvan één uitzicht op de westkant van de kasteelberg had. Het was lang niet gek, vond Herman, hij zag zichzelf hier ’s avonds wel op het balkon zitten. Met haar en een glas wijn…
De makelaar wist precies wat hij deed. Het begon al te schemeren toen hij Herman het laatste appartement liet zien. De weg kronkelde zich omhoog langs rechthoekige oude huisjes met kleine ramen en moderne villa’s met zwembad en een aangelegde parkachtige tuin. Herman zag een kleine begraafplaats, boomgaarden met sinaasappels en ander fruit dat hij niet herkende. Het pand was vrij klein, het herbergde slechts acht appartementen. Op de tweede verdieping was een appartement vrij, de rest was bewoond. De makelaar liet hem de woonkamer, de aparte keuken en de drie slaapkamers zien. Het was donker toen hij Herman ten slotte voorging naar het balkon. Zwijgend stonden ze samen op het balkon. Alanya strekte zich onder en links en rechts voor hen uit en recht tegenover hen, aan de overkant van de zee van licht verrees de kasteelberg. De feeëriek verlichte burcht leek welhaast te zweven.
Ze zeiden niet veel toen ze naar beneden reden. De makelaar bood aan met hem ergens te gaan eten maar dat sloeg Herman af. Hij wilde alleen zijn en nadenken. De makelaar drong niet aan en bracht hem naar het hotel. De volgende ochtend zou hij Herman om half tien ophalen, dan zouden ze verder praten en nog meer appartementen bekijken. Herman nam het kaartje van de makelaar in ontvangst en las de naam van de man: Ufuk. Ze namen afscheid en Herman ging naar zijn kamer om zich om te kleden want het was inmiddels aardig fris geworden. Daarna liep hij naar de eetzaal voor het diner.
Hij dacht aan de vier appartementen die hij gezien had. De tweede en derde vielen wat hem betreft af. Het ene lag dicht bij een school en het ‘Für Elise’ dat als signaal gebruikt werd bij het begin en einde van de lessen zou hem mateloos gaan irriteren. Hij had het drie keer gehoord in de tijd dat ze in het appartement waren; hij moest er niet aan denken dat hij dat tig keer op een dag zou horen. Wie verzon er nu zoiets, zouden de leerlingen en docenten er zelf niet helemaal gestoord van worden?
Het andere appartement was hem te groot. Hij dacht weer aan het laatste appartement. Aan het grote pluspunt – het fenomenale uitzicht – kleefde meteen ook het minpunt; was het niet te ver weg van de bewoonde wereld? Er was wel een kleine ‘market’ in de buurt voor water, brood en eventueel vergeten boodschappen, dat was het punt niet. Maar even de stad in lopen was er niet bij. Hij probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn als hij er drie weken zou zitten. Zou hij er dan elke avond uit willen? Hij meende van niet. Niet als hij zijn eigen spullen om zich heen had en een televisie en laptop, dan zou hij er waarschijnlijk niet zo naar talen. De stad ging waarschijnlijk eerder vervelen dan het uitzicht dat hij er had. Zou er een bus rijden? Om steeds van huurauto of taxi afhankelijk te zijn, leek hem niets.
Het eerste appartement was ook best leuk geweest. Dat lag dichter bij het centrum maar evengoed was het toch nog een hele afstand; hij zou dat echt niet vaak lopen. Hij wist niet wat verstandig was. Hij zou straks maar eens gaan mailen met Anja en Heleen. Waarschijnlijk zou het voor anderen prettiger zijn als het een appartement werd dat dichter bij de stad lag. In hoeverre moest hij daar rekening mee houden?
En toen bedacht hij dat hij nog maar vier appartementen gezien had en nog helemaal niets hoefde te beslissen. Gelukkig.
De volgende ochtend om half tien was hij klaar om verder op huizenjacht te gaan. Hij liet zich gedwee meevoeren naar nog eens vier appartementen. Hij maakte foto’s en aantekeningen. Rond twee uur werd hij onrustig, zei tegen Ufuk dat hij de informatie wilde laten bezinken en naar het hotel terug wilde. Ufuk wilde met hem lunchen, wist een prachtige plek hoog in de bergen. Herman schudde resoluut zijn hoofd. Hij had daar geen tijd meer voor. Ufuk, die kennelijk de greep op zijn klant dacht te verliezen, drong aan. Ergens in de buurt dan? Nee, ook dat niet. Wat vriendelijker vervolgde hij: “Ik ben echt geïnteresseerd in je appartementen, maar ik wil de tijd nemen. En ook wil ik nog bij twee andere makelaars kijken”. Ufuk knikte, opende zijn mond om wat te zeggen maar Herman was hem voor: “Ik heb liever niet dat je me onder druk zet”.
Ze keken elkaar aan. Herman probeerde de blik in de ogen van Ufuk te peilen maar die was ondoorgrondelijk. Ufuk knikte, zei: “Ik breng je naar je hotel” en Herman wist dat zijn eigen blik sprekender moest zijn geweest.
Voor hij uitstapte, zei Herman: “Het appartement dat je me gisteravond als laatste liet zien, heeft de meeste indruk gemaakt. Morgen en overmorgen ga ik naar andere makelaars maar voor ik een beslissing neem, kom ik bij je terug om nog een keer naar dat appartement te kijken. Dat beloof ik je”.
Hij liep rechtstreeks naar zijn kamer, trok zijn zwembroek aan, bekeek zichzelf voor de spiegel en probeerde een blouse met korte mouwen. Hij liet hem nonchalant open hangen. Ja, zo was het beter. Toen pakte hij een handdoek en zijn boek en toog naar beneden. Het was tien voor drie. Hoewel hij best trek had, durfde hij niets te bestellen; zodra hij haar zag, moest hij in actie kunnen komen. Hij was zenuwachtiger dan gisteren. De minuten gleden voorbij, regen zich aaneen tot een kwartier, een half uur en ten slotte een uur. Ze kwam niet meer.
Hij bestelde een Turkse pizza en een cola, verhuisde van het strand naar een tafeltje binnen en pijnigde zijn hersenen. Had hij zich vergist? Was ze toch gewoon een toerist geweest? Of was ze ziek? Waren haar werktijden veranderd? Liep ze niet meer over het strand maar over de boulevard?
En wat, ja wat kon hij doen?
Hij lag op bed. Op het witte plafond projecteerden zich twee buitelende dolfijnen, glasachtig, helderblauw van kleur. Ze doken door de lucht, die zilverwit was van het zonlicht. Hij draaide zich op zijn zij. De dolfijnen dansten pirouettes op de muur. Hij sloot zijn ogen en liet zich door de dolfijnen mee glijden de diepte in, soepel bewoog hij zich door het water, uitbundig draaide en tolde hij rond.
Toen hij wakker werd, was het donker. Het was zeven uur. Hij nam een douche en ging naar buiten. Met grote stappen liep hij over de boulevard, negeerde het restaurantpersoneel dat hem probeerde binnen te praten. Hij sloeg op een willekeurig moment af, doorkruiste het centrum en belandde uiteindelijk in de haven. Daar ging hij op een bankje zitten. Boottochtverkopers probeerden zijn aandacht te trekken maar hij deed of hij niets zag.
Wilde hij hier wonen? Ook zonder haar?
Hij keek om zich heen, zag een man in een zwarte wijde broek die plastic flessen aan het verzamelen was. Aan zijn fiets waren stangen gemonteerd die als kapstokken dienden voor de grote waterflessen. Hij snoof en rook de weeïge geur van gekookte maïskolven die even verderop bij een karretje verkocht werden. Hij luisterde en hoorde het opgewonden gepraat van twee ruziënde mannen. Een meisje in een keurig jurkje en lakschoentjes zond hem een stralende glimlach. De romantische geur van jasmijn drong in zijn neus. Een eenzame krekel tjirpte het hoogste lied.
Herman keek naar de boten in de haven en dacht aan Wybe. Was zijn verlangen om hier een plekje te hebben net zo groot als het verlangen van Wybe om te varen?
Hij hoorde het schelle geluid uit de luidsprekers van de moskee en hij glimlachte. Ja, hij voelde zich wonderwel op zijn plaats in deze omgeving waar ruimte leek te zijn voor alles en iedereen. Een wonderlijke mengeling van jong en oud, rijk en arm, rotzooi en schoonheid, groei en verpaupering.
Hij stond op en liep in de richting van de Rode Toren. Daar had hij eerder een restaurant gezien dat er anders uitzag dan de andere; stijlvoller, veel duurder waarschijnlijk ook. Daar ging hij zichzelf nu trakteren. Hij had het waarachtig verdiend!
De volgende ochtend liet Herman zich naar de tweede makelaar op zijn lijstje brengen. Hij vertelde over zijn wensen en voorkeuren en daarna stapten ze in de auto voor een nieuwe serie appartementen. Twee ervan noteerde hij met stip. Hij hield elke onderhandeling over de prijs en extraatjes af; het was hem al duidelijk dat hij bij de meeste makelaars wel zou kunnen krijgen wat hij wenste. Belangrijk was nu het gevoel dat hij bij de makelaar in kwestie had. Als hij voor zichzelf een beslissing genomen had, zouden de onderhandelingen volgen.
Aan het begin van de middag voelde hij zich weer onrustig worden. Hij probeerde het gevoel en de gedachten aan haar te negeren maar om half drie was de drang om naar het hotel te gaan zo sterk dat hij eraan toegaf.
Het was even voor drieën toen hij in de lobby van het hotel stond, niet wetend wat te doen. Zou hij nog een keer op het strand wachten of ging hij over de boulevard richting de stad lopen? Het was waarschijnlijk beide even zinloos.
Hij besloot bij het dichtstbijzijnde restaurant aan de boulevard te gaan lunchen. Als ze langs kwam, wist hij dat ze er nog was en zo niet, dan had hij in ieder geval gegeten en kon hij naar de volgende makelaar.
Hij bestelde een omelet en dronk koffie.
Om vier uur rekende hij af en nam een taxi naar makelaar nummer drie. Ze hadden nog twee uur voor het donker werd. De makelaar was een rijzige man, keurig in het pak. Hij had een assistent die hij met enkele handbewegingen zijn orders gaf: thee, cola, prospectussen van objecten, autosleutels. Hij knikte bij alles wat Herman zei maar Herman had het gevoel dat hij vooral naar het stemmetje in zijn eigen hoofd luisterde en zijn eigen plan trok. Ze bezochten een villacomplex met voor elke villa een eigen zwembad. Ze bekeken een penthouse en toen Herman nogmaals vertelde dat hij een gewoon appartement zocht, zei de makelaar dat hij dat wel begrepen had maar opdat Herman een goede keuze zou maken, wilde hij hem ook andere mogelijkheden laten zien. “Tijdverspilling”, zei Herman. Toen ze bij het volgende project de poorten van een groot appartementencomplex gepasseerd waren en langs een zwembad en tennisbaan naar de parkeerplaats van het geheel reden, weigerde Herman uit te stappen. De makelaar had het verbruid bij hem. En goed ook. De man kwam met verontschuldigingen, beloftes, bood hem een glas whisky op kantoor en daarna een maaltijd in een goed restaurant, maar Herman had er geen zin in. Hij wist precies wat hem te doen stond.
Vanuit het hotel belde hij Ufuk en vroeg of hij tijd had om nog een keer bij het appartement met het mooie uitzicht te kijken. Het zou al donker zijn als ze er aankwamen maar dat was juist goed. Hij kocht een fles wijn met schroefdop, een fles cola en plastic bekertjes. Bij de receptie van het hotel vroeg hij twee krukjes te leen. Ufuk wierp hem een snelle blik toe en legde toen zonder iets te vragen de beide krukjes op de achterbank. Herman liet hem de wijn en cola zien en vroeg of Ufuk wijn dronk. “Vanavond wel”, antwoordde deze met een lach. Ze stopten bij een market en Ufuk overhandigde Herman zijn aankopen: een zakje nootjes en twee kleine dikke kaarsen.
Een kwartier later stonden ze samen op het balkon. Herman had hen beiden wijn ingeschonken en Ufuk had de kaarsen aangestoken en op de rand van het balkon gezet. Ufuk wees Herman op de plaatsjes die in de verte langs de kustlijn lagen; Mahmutlar, Kestel, Tosmur, Oba. Toen vroeg hij aan Herman: “Weet je wat mijn naam betekent?”
Herman schudde zijn hoofd, zag het flakkerende licht van het kaarsenvlammetje in Ufuks ogen weerschijnen toen hij zei: “Horizon”.
“Ik ben geboren en opgegroeid op de kasteelberg, mijn ouderlijk huis staat er nog. Mijn oudste broer woont er met zijn vrouw en mijn moeder. We hebben het wel gemoderniseerd, maar veel is nog hetzelfde als vroeger. Ik zal je het huis morgen of overmorgen wel laten zien. Wij waren arm vroeger. Op de kasteelberg woonden de armen. Toen Alanya groter werd, werden er beneden huizen gebouwd. Nieuw, en dus duur en voor de rijkeren. Alleen de kleine huizen tussen de sinaasappelboomgaarden en bananenplantages waren oud. Mijn vader stierf toen ik zeven was. Ik was de jongste van vier zoons. Zussen heb ik niet. We hadden een koe en een stukje grond waarop we aardappelen verbouwden. Elke dag aten we aardappelen. Meestal gekookt of gestampt of verwerkt in soep en salades. En een heel enkele keer werden ze gebakken. Olie was een kostbaar goedje. We hadden olijvenbomen op onze grond en daarvan persten we onze eigen olijfolie maar dat was bij lange na niet genoeg voor een heel jaar. De school was beneden, daar moesten we lopend naar toe. Soms hadden we geluk en dan konden we meerijden op een paard of ezel van een van de buren. Voor schooltijd verkocht ik melk van onze koe. We sliepen kort en soms viel ik op school in slaap. Mijn moeder moest op een gegeven moment de koe verkopen en toen hadden we alleen onze aardappelen nog. Soms had ik tijd om te vissen, ’s morgens vroeg en als ik veel gevangen had, aten we met de hele buurt vis. Toen ik een jaar of tien was, had ik op een dag geluk. In die tijd kwamen de toeristen uit Amerika en Australië. Bijna nooit uit Europa, dat begon later. Er was op de kasteelberg iemand die een beetje Engels kende en hij was de gids voor de toeristen. Wij, als kinderen, liepen zo vaak mogelijk mee, plukten bloemen voor de vrouwen, wezen op hagedissen en hoopten op fooien. Die dag dat ik geluk had, was er een groepje Amerikanen. Eén man droeg een bril maar toen hij boven een van de waterputten hing, viel zijn bril in de put. Ik riep meteen dat ik de bril wel zou pakken. Iemand haalde een dik touw en dat werd om mijn middel geknoopt. De put was diep en ik werd aan het touw naar beneden gelaten, ondersteboven, mijn benen om het touw geklemd. Alles ging goed tot ik ineens allemaal slangen zag. Het krioelde ervan. Ik was doodsbang, zoveel slangen. Ik dacht dat ik de bril nooit zou durven pakken en misschien zou ik de bril wel helemaal niet vinden want het was donker onderin. Maar toen zag ik ineens de bril liggen, op een struikje dat tegen de putrand groeide. Maar langs de hele rand zaten de slangen en ik was zo bang, zo verschrikkelijk bang. Maar ik dacht aan de fooi die ik waarschijnlijk zou krijgen en ik stak mijn hand uit om de bril te pakken. Ik hád hem en schreeuwde dat ze me op moesten hijsen. De Amerikaanse toerist was zo blij dat hij zijn bril terug had dat hij me een bankbiljet gaf met het grootste bedrag uit die tijd. Nu zou dat wel 500 lira zijn, 250 euro. Ik rende naar huis. Het was tijd voor het gebed en mijn moeder zat thuis te bidden. Ik riep haar, maar ze gebaarde dat ik stil moest zijn en zij ging gewoon door met hardop bidden. Maar ik was zo opgewonden, ik stond voor haar te springen en wapperde met het geld. Mijn moeder zag het, maar wilde haar gebed niet onderbreken en begon hoe langer hoe luider te bidden.”
Ufuk lachte en zei toen: “Ik zal nooit het gezicht van mijn moeder vergeten op het moment dat ze het geld zag”.
Herman lachte mee. Hij zag het hele verhaal voor zich, en ook hoe de gemeenschap op de kasteelberg leefde. Hij vroeg zich af hoe oud Ufuk eigenlijk was, hij leek hem van dezelfde leeftijd als hijzelf; midden vijftig. Maar wat een wereld van verschil in levenservaring…
De wijn was op en Ufuk stelde voor nu dan samen naar het restaurant hoog in de bergen te gaan. Het lag op een kleine twintig kilometer van Alanya en niet veel buitenlanders kenden het. Het stond vooral bekend om het open ontbijtbuffet op de zaterdagen en zondagen. Vele Turkse gezinnen trokken dan naar Park Orman, zoals het heette.
Herman was nieuwsgierig, hij was ervan overtuigd dat Ufuk oog had voor kwaliteit en bovendien mensenkennis had en precies wist hoe aan te sluiten op degene waar hij mee te maken had.
Langzaam reden ze naar boven, het was aardedonker. De koplampen van de auto beschenen de hoge, kale stammen van de pijnbomen die hier groeiden. Na een half uurtje bereikten ze het restaurant. Wat Herman zag, overtrof zijn stoutste verwachtingen. Het restaurant zelf was smaakvol ingericht met veel authentieke attributen, de verlichting was sfeervol. Hier geen grote tl-buizen zoals je in de meeste restaurants zag. Er was een enorme veranda die uitzicht gaf op een parkachtige tuin met zit- en ligkussens, hangmatten, picknickplaatsen, speelattributen, een klein waterrad en een soort open waterleidingsysteem. Er stonden drie paarden en langs de rand was – als in een dierentuin – een lange rij hokken geplaatst met daarin verschillende soorten vogels en knaagdieren. Ook liepen er een paar geiten en schapen. Wat zouden Anja en de kinderen dit fantastisch hebben gevonden. Het leek Herman dat je hier makkelijk een hele middag kon doorbrengen.
Ufuk vertelde dat er regelmatig live muziek was en ook traden er regelmatig dansgroepen op en werden er andersoortige evenementen georganiseerd.
Ze gingen binnen zitten, bij de open haard. Op diverse plekken stonden gietijzeren potkachels en Herman zei dat hij er ook zo één wilde in zijn huis. Het bracht het gesprek op de inrichting van het appartement. Ufuk vertelde dat het in Turkije de gewoonte was dat de makelaar ook daar hulp bij bood; ze konden, als Herman dat wilde, de resterende dagen gebruiken om meubelzaken te bezoeken. Natuurlijk moesten ook de zakelijke dingen geregeld worden en dat zou ook zeker een dag in beslag nemen.
“Morgen”, zei Herman, “morgen gaan we zaken doen; vanavond vieren we het begin van een nieuw leven voor mij”.
Ze hadden als vrienden afscheid van elkaar genomen. Herman had een korte boodschap naar Heleen en Anja gestuurd: “Heb besloten het appartement met het mooiste uitzicht te kopen. Morgen meer informatie” en daarna was hij in bed gekropen.
Heel even dacht hij aan de onbekende vrouw. Toen haalde hij zijn schouders op; het was niet anders. Wybe had gelijk; in de liefde kon je niets forceren. Je kon hooguit mogelijkheden creëren en dat had hij gedaan. Maar kennelijk had Cupido andere plannen met hem, of met haar. Niets aan te doen.
Maar hij had een huis gevonden. Mensen zouden hem voor gek verklaren als ze wisten dat hij dit besloten had zonder het bij daglicht gezien te hebben. Maar hij was er heilig van overtuigd dat het goed was zo. Hij bekeek de papieren die Ufuk had gegeven met het bouwplan en het stukje plattegrond dat uit het bestemmingsplan kwam. Nu moest hij gaan nadenken over de inrichting. Het liefst zou hij met oude materialen en meubelen werken maar dat zou wel vreselijk kostbaar worden. Misschien moest hij nu alleen maar een bed kopen en bijvoorbeeld een tuinameublement en dan een volgende keer met Heleen gaan voor de rest van de inrichting. Hij dacht aan Anja; zij zou zich wel weer achtergesteld voelen dan. Nou ja, nu maar even niet aan denken, geen zorgen en problematische gedachten nu.
Hij dacht weer aan Ufuk en diens jeugd. Hoe zou hij zich eigenlijk aan de barre armoede ontworsteld hebben? Zou hij daarnaar kunnen vragen zonder Ufuk in verlegenheid te brengen? Ufuk, horizon… Het had hem kippenvel bezorgd. Waarom, kon hij niet uitleggen.
Hij draaide zich op zijn zij. Het beeld van de dartelende dolfijnen kwam weer in hem op. Wybe had het over vrijheid gehad; stonden de dolfijnen daar ook symbool voor? Had hij inderdaad een drang naar vrijheid? Dan was het op zijn zachtst gezegd vreemd dat hij dit nooit eerder zo gevoeld had. Meer beelden kwamen naar boven, hij kon zijn gedachten niet langer vasthouden en hij was zich ervan bewust dat hij nu elk moment in slaap kon vallen. Hij hield van dit gevoel zo vlak voor de slaap, de zwalkende gedachten en beelden en een schokkerig terugtrekken uit het hier en nu. Het speet hem dat hij het niet elke avond zo kon ervaren…
De volgende ochtend liep hij met Ufuk door zijn nieuwe huis. Ufuk had hem de sleutel al gegeven hoewel hij nog geen cent had aanbetaald. Samen controleerden ze het huis op zaken die aangepast of hersteld moesten worden. Er was een keukenkastje dat niet goed sloot en hij wilde een thermostaatkraan in de badkamer. Op het balkon wilde hij een verhoogd zitje laten maken. De balustrade rond het balkon was van beton en vrij hoog. Als je gewoon op het balkon zat, kon je net de burcht zien maar dat was dan ook alles. Hij maakte een schetsje hoe hij het hebben wilde en Ufuk opperde dat hij tevens een vaste barbecue in de hoek kon laten plaatsen. Herman ging ervan uit dat hij de meeste tijd op het balkon zou doorbrengen, dus daar wilde hij in investeren. De rest kwam later wel, stapje voor stapje.
Nu gingen ze de zakelijke dingen regelen; het koopcontract opstellen, naar de belastingdienst voor een Turks belastingnummer, naar het kantoor waar het eigendomsbewijs geregeld werd, een Turkse bankrekening openen, water en elektra aanvragen… Tussendoor aten ze een traditionele maaltijd in een klein restaurant ergens in een achterafstraatje. Herman genoot van het kleurrijke Turkije waar Ufuk hem van deed proeven. Aan het eind van de middag, toen de meeste zaken geregeld waren, en ze thee dronken op het kantoor van Ufuk, vroeg Herman: “Mag ik je wat vragen? Gisteren vertelde je over je jeugd en over de armoede. Misschien vergis ik me, maar het lijkt me dat het je nu goed gaat, hoe is je dat gelukt?”
Ufuk glimlachte breed. “Je hebt gelijk, het gaat mij en mijn familie gelukkig goed en hoe dat gegaan is, vertel ik je graag, want het is een mooi verhaal. Allereerst was het zo dat het wat makkelijker werd toen wij ouder werden. In die tijd had je bepaalde plekken in Alanya waar zich ’s ochtends de mensen verzamelden die werk of werkkrachten zochten. Elke vrije dag gingen mijn broers en ik daar naartoe en als we geluk hadden, werden we uitgekozen om bijvoorbeeld werk op het land te doen. Soms was het meteen voor een langere periode en soms ook kregen we werk via eerdere contacten. Het geld wat we toen verdienden, werd gespaard voor de eerste broer die ging trouwen, we hadden weinig geld voor onszelf. In veel families is dat nog steeds zo. Een bepaald deel van wat er verdiend wordt, gaat in de familiepot en dat kan gebruikt worden bij een huwelijk maar ook om bijvoorbeeld een bedrijf op te zetten. Mijn oudste broer is timmerman en op een gegeven moment deed zich de mogelijkheid voor om een meubelwerkplaats over te nemen. Mijn broer wilde het groots aanpakken met een nieuwe machine en een aparte loods voor opslag. Het was een risico natuurlijk en we hebben er avonden over zitten discussiëren. Maar het pakte goed uit en hij is inmiddels een van de grotere jongens in Alanya.”
Er verscheen een lachje rond de lippen van Ufuk. Hij zei: “Tot dusverre is het nog een vrij normaal verhaal. Maar toen gebeurde er iets. Op zeker moment wilden we het huisje van mijn moeder, waar ik en de broer die boven mij komt, ook nog woonden, gaan uitbreiden. Daarvoor moesten we een deel van de tuin gebruiken natuurlijk. Op een middag waren mijn broers bezig met de fundering en ik moest een olijfboom weghalen die te dicht op de nieuwe muur zou staan. Het was zwaar werk en ik was boos op mijn broers die mij dat rotklusje gegeven hadden. Maar ik was de jongste en ik had het maar te doen. Plotseling stuitte ik op iets van aardewerk. Ik voelde het breken onder mijn spade. Toen ik voorzichtig verder groef zag ik dat het een stuk van een aarden kruik was. En… er zaten munten in!”
Ufuk zweeg, alsof met de vondst van de pot met munten het verhaal ten einde was.
“En?”, vroeg Herman, “Vertel verder man!”
Ufuk grinnikte. “Nou, gewoon, die schat heeft goed opgebracht.”
Maar daarmee liet Herman zich niet afschepen. “Nu wil ik alles weten, ook”, zei hij.
“Denk je dat ik aan een rechtsgeleerde ga vertellen hoe we het hebben aangepakt?”
“Ja,” zei Herman, “dat denk ik, ja”. En toen: “Oké, ik koop je een fles whisky, of rakı, wat wil je?”
Ufuk lachte. “Vooruit dan maar”.
Hij wachtte even voor hij verder ging.
“Goed. Ik had dus die pot gevonden. Maar natuurlijk wilde ik niet dat iedereen dat te weten zou komen. Ik vertelde het wel meteen aan mijn broers en we besloten te wachten tot het avond werd om de pot verder uit te graven. Wel gingen we door met het weghalen van de olijfboom en gooiden daarbij steeds aarde op en tegen de kruik zodat die niet voor buren en eventuele bezoekers zichtbaar werd. Ook zeiden we niets tegen mijn moeder. Ik weet niet hoe het met de wetgeving in Nederland zit, maar hier in Turkije zijn ze niet mals als het gaat om echte oude munten. Elke vondst moet gemeld worden en is het eigendom van de staat. Er bestaat wel zoiets als vindersloon maar dat is uiteraard maar een schijntje. We hebben niet eens serieus overwogen de vondst te melden. Misschien dat ik het nu wel zou doen als ik weer voor die keuze zou staan. Maar toen, nee. We waren jong, voelden ons onoverwinnelijk, onschendbaar. Bovendien lonkte het grote geld. Wat we daar wel niet allemaal mee konden doen…”
Herman knikte enigszins bewonderend; hijzelf zou waarschijnlijk te schijterig zijn geweest, ook toen hij nog jong was.
“We haalden ’s avonds de pot naar binnen”, vervolgde Ufuk, “hij was echt groot. En zwaar ook. We haalden de munten eruit en stopten die in een zak. De pot begroeven we weer in de tuin. Daarna gingen we met de zak munten naar een moeilijk bereikbaar plekje waar nooit iemand kwam. Daar bespraken we de hele situatie. We hadden geen idee hoe oud de munten waren en wat ze waard waren. Ook wisten we niet hoe we ze zouden kunnen verkopen. We moesten er iemand bij halen die er verstand van had en die we konden vertrouwen”.
Ufuk keek Herman recht aan en zei: “In Turkije is het moeilijk om iemand te vinden die te vertrouwen is. Dat is iets merkwaardigs in onze cultuur. Onze geschiedenis kent zo veel drama’s en zo veel strijd. En in onze persoonlijke levens is het niet anders. Kijk alleen al naar de strijd om brood op de plank. Dat heeft een merkwaardige consequentie; enerzijds steunen mensen elkaar, altijd. Omdat we nooit weten hoe we er morgen voor zullen staan, helpen we vandaag de minder bedeelden opdat zij ons morgen zullen helpen als dat nodig mocht zijn. En anderzijds is het domweg een kwestie van kansen grijpen, pakken wat je pakken kunt, desnoods ten koste van de ander. We delen ons laatste brood met elkaar maar we vechten elkaar de keet uit voor een kans op een beter leven”.
Ufuk zuchtte en Hermans hart liep over van mededogen. Arm land, arm volk.
“Goed”, zei Ufuk, “we moesten dus iemand vinden die ons zou helpen. Natuurlijk zou diegene meedelen in de prijzenpot, daar waren we het wel over eens. Maar wie? We moesten heel omzichtig te werk gaan en we zijn er echt weken mee bezig geweest. We bewaarden de munten in de potkachel omdat die toch niet gebruikt werd. Het was de meeste veilige plek die we konden verzinnen maar evengoed zorgden we ervoor dat er altijd wel iemand van ons een oogje op kon houden. Mijn moeder gold – zonder dat ze het wist – ook als bewaakster. Als we er ’s avonds opuit gingen om te kunnen overleggen, namen we de zak mee. Het was een geweldige tijd, spannend en vol toekomstdromen. Op een gegeven moment hebben we een oom van een neef kunnen benaderen. Familieleden zijn het best te vertrouwen. Dit omdat we van jongs af leren dat familie belangrijk is, daar heb je goed voor te zijn en als je het vertrouwen van je familie beschaamt, kun je je leven lang niet meer bij je familie aankloppen. Deze oom van een neef wist veel van archeologie maar bovendien was hij procureur-generaal geweest…”
Herman schoot in de lach en zei: “Ik snap hem. Hij zou jullie niet willen verraden, beschikte waarschijnlijk over de juiste contacten en bovendien zou hij zich niet kunnen veroorloven dat hij fouten maakte”.
Ufuk lachte ook: “Precies. We moesten alleen uitzoeken of hij de deal zou willen maken. Omdat ik de pot gevonden had, was ik degene die met mijn oudste broer naar Ankara mocht om hem op te zoeken. Het was de spannendste reis die ik ooit gemaakt heb! Gelukkig voor ons was hij inderdaad geïnteresseerd. Nog geen week later konden we naar huis met een grote tas vol papiergeld”.
“Wat een fantastisch verhaal”, zei Herman, “om jaloers op te worden”.
“Het leven zit vol onverwachte wendingen. Het kan ongenadig hard zijn maar ook buitengewoon gul. Wij hebben veel geluk gehad”.
“Wat hebben jullie met het geld gedaan?”, wilde Herman nog weten.
“Een deel is naar het bedrijf van mijn broer gegaan, een deel werd gebruikt voor de bruiloft van de broer boven mij en ik ben alsnog gaan studeren.”
“Wat heb je gestudeerd?”
“Geschiedenis. Ik heb les gegeven aan diverse middelbare scholen door het hele land maar ik miste mijn familie en Alanya. En toen ben ik makelaar geworden.”
Het maakte veel duidelijk voor Herman. Toen vroeg hij: “Hebben jullie nog gezocht naar meer schatten in jullie tuin?”
Ufuk lachte breed en zei toen op samenzweerderige toon: “Er zijn aanwijzingen dat zich onder het huis nog andere kostbaarheden bevinden…”
Je zult maar een heuse schat onder je huis hebben…! En er niet bij kunnen. Ufuk had het uitgelegd. Zijn moeder wist nog altijd niets van de gevonden pot met munten en er was unaniem besloten het haar ook nooit te vertellen. Er was goed verdiend met de meubelzaak, dat was de officiële lezing over de plotselinge rijkdom die hen ten deel was gevallen. Ufuk had hem een dag later aan zijn moeder voorgesteld en Herman had intuïtief begrepen waarom niemand iets zou zeggen, zou kúnnen zeggen. Haar ogen straalden zo veel mildheid, ja goedheid, uit; degene die haar zou kunnen kwetsen was een harteloze bruut. En de wetenschap dat haar eigen zoons op een illegale manier aan geld waren gekomen, had haar onherstelbaar kunnen beschadigen. Moeders zijn heilig in Turkije. Vaders zijn belangrijk en verdienen respect, maar moeders… Moeders staan op een voetstuk en moeten te allen tijde beschermd worden; koste wat het kost. Natuurlijk hadden de zoons geprobeerd moeder te laten verhuizen naar een comfortabelere woning maar ze had er niets van willen weten. In dit huis was zij geboren, hoe zou ze het ooit kunnen verlaten, anders dan tussen zes planken? Dat het huisje gemoderniseerd werd, had ze uiteindelijk kunnen accepteren, maar ook die operatie had heel wat overredingskracht van de zoons gekost.
“Ik zou dolgraag op zoek willen gaan naar de kostbaarheden die vermoedelijk onder het huis te vinden zijn maar daarvoor moet ik het huis afbreken en dat gebeurt pas wanneer mijn moeder is overleden. En wie wenst er nu zijn eigen moeder dood?” Dat waren de woorden van Ufuk geweest. Ze hadden bovendien het geld niet meer nodig, ze kenden geen echte geldzorgen meer. Het zoeken naar de schat was nu vooral een kwestie van nieuwsgierigheid en spanning; wat zouden ze aantreffen? Herman had het helemaal begrepen, de gedachte aan de mogelijke schat had ook hem geprikkeld.
Nu zat hij op het terras aan de strandzijde van het hotel. Vanavond laat was de transfer naar het vliegveld bij Antalya. De laatste dagen had hij voortdurend met Ufuk opgetrokken, slechts af en toe had de onbekende vrouw kans gezien zijn gedachten binnen te dringen. Maar aan het begin van deze laatste middag had hij ineens weer de onrust gevoeld en daarop had hij besloten een paar uur in zijn eentje bij het hotel door te brengen. Hij had de laptop en een boek bij zich maar hij liet ze onaangeroerd. Stil zat hij daar. Zijn ogen gleden over het strand, een immense rust daalde plotseling op hem neer. Verwonderd constateerde hij dat hij geen verwachtingen koesterde, zelfs geen verlangen. Als ze kwam, was het goed, als ze niet kwam, was het ook goed. Dit was wat men onder sereniteit moest verstaan, dacht hij. Hij concentreerde zich op zijn gevoelens, probeerde deze gewaarwording in te prenten, vast te leggen, opdat hij ze later weer zou kunnen oproepen als hij het nodig had.
Toen de intensiteit van het moment afnam, probeerde hij er een verklaring voor te vinden en kwam tot de conclusie dat het te maken moest hebben met dankbaarheid. Want ja, hij voelde zich ontegenzeggelijk dankbaar voor wat hij de afgelopen weken had mogen meemaken. En de kennismaking met Ufuk en diens leven spande daarbij wel de kroon. Meer dan eens had hij met een zekere beschaamdheid gedacht aan zijn eigen, beperkte en beschermde wereldje. De zorgen waar hij mee te maken had gehad waren niets vergeleken bij de zaken waar Ufuk – en met hem vele andere Turken – voor gestaan had.
Gisteravond had Ufuk over zijn dienstperiode gesproken. Herman kreeg er weer kippenvel van toen hij eraan terugdacht. Ufuk was chauffeur geweest in het oosten van Turkije waar de harde strijd tussen de Koerden en de Turken een dagelijkse realiteit was. Ufuk maakte deel uit van de mijnenopruimingsdienst. Als ze op missie moesten, kregen ze medicatie om de zenuwen enigszins onder controle te houden. Op een dag was het mis gegaan. Zijn commandant was op een mijn gereden. Zijn linkerbeen was van zijn lichaam gerukt, in Ufuks armen was hij doodgebloed. En zoiets gebeurde dan tijdens de vervulling van de dienstplicht, met een jonge jongen die niet zelf voor het leger en de daarbij behorende gevaren gekozen had.
“Denk je dat het probleem met de Koerden ooit opgelost kan worden?”, had Herman gevraagd.
Ufuk had zijn hoofd geschud.
“Onmogelijk. De zaak is te gecompliceerd en er zijn te veel emoties mee gemoeid. Aan beide zijden zijn fouten gemaakt. En ze worden nog steeds gemaakt, elke dag opnieuw. Elke dag opnieuw worden mensen geconfronteerd met deze uitzichtloze strijd. Oude wonden worden steeds opnieuw opengereten. We krijgen de kans niet om de wonden te laten helen en uiteindelijk te vergeten en vergeven. De meest gruwelijke verhalen doen de ronde en voeden de achterdocht en de allesverzengende haat. Van beide kanten. Over en weer worden verwijten gemaakt. En niemand kent de feiten. Die zullen nooit bekend worden en eigenlijk doen ze er niet eens toe. Het gaat erom wat geloofd wordt door de mensen. Er is een rookgordijn opgetrokken door speculaties en persoonlijke overtuigingen die zo diep zitten dat ze nooit bijgesteld zullen kunnen worden. Elke poging tot toenadering zal door de andere kant gezien worden als een truc, een list die niet te vertrouwen is en dus van de hand gewezen moet worden. In de persoonlijke contacten kan het prima gaan, er zijn vele huwelijken gesloten tussen Koerden en Turken. Maar toch, als het puntje bij paaltje komt, zullen in veel gevallen de bredere maatschappelijke achtergronden weer hun rol spelen.”
Ufuk had gelaten geglimlacht en Herman had gezwegen. Arm volk, arm land…
Hij was weer thuis. En hij blaakte van energie. Er was achterstand in het werk ontstaan maar hij maalde er niet om in het weekend door te werken en ook de avonduren te benutten. Tussendoor ging hij bij Wybe en Anja en Heleen langs, vertelde de verhalen tot in de kleinste details. Hij had de plattegrond van het appartement een paar keer gekopieerd en vergroot en ze in mapjes gedaan met foto’s erbij; van het uitzicht, de omgeving en natuurlijk van het appartement zelf. Heleen was aan het tekenen gegaan, meubelstukken op schaal met kleursuggesties en materiaalkeuzes en verschillende indelingsmogelijkheden. Ze had zelfs een kleine catalogus samengesteld met gebruiksvoorwerpen, motieven en meubelen uit de Ottomaanse tijd. Uren zaten ze samen te schuiven en de voors en tegens van de verschillende opstellingen tegen elkaar af te wegen.
Het was Anja die voorstelde om in de kerstvakantie met z’n allen naar Turkije te gaan. De kerstdagen vielen gunstig; het zou voor John niet al te lastig zijn de boel op de zaak goed te organiseren voor die ene week dat hij er niet was. Herman was enthousiast en begon meteen te bedenken wat hij dan allemaal uit Nederland mee wilde nemen.
Sinterklaas kwam met surprises, geschenken en gedichten die allen met Turkije te maken hadden. Het feit dat de goedheiligman in Turkije geboren was – al was dat deel in die tijd in handen van de Grieken – was aanleiding voor enkele prachtige verhalen. Herman had Michael en Iris plaatjes laten zien uit zijn nieuwe boek en beloofd hen een volgende keer mee te nemen naar Demre, het stadje waar de bisschop vele jaren had gewoond en gewerkt. Dat hij er ook was gestorven, vertelde Herman de jonge gelovigen maar niet.
Hij voelde zich fantastisch. En dat nog wel voor een langere periode achtereen. Dat was ongekend; Turkije had waarlijk een kentering veroorzaakt in zijn leven. Hij realiseerde zich dat het waarschijnlijk de eerste kerst zou worden waarbij de afwezigheid van Marion niet zo pijnlijk voelbaar zou zijn. De hele decembermaand was de afgelopen jaren telkens beladen geweest door een teveel aan herinneringen; die aan het laatste sinterklaasfeest samen, de laatste kerst, de laatste oud en nieuw… En vervolgens de eerste keer van al die feestelijke familiedagen zonder Marion.
Ufuk stuurde foto’s van de geplaatste barbecue en het verhoogde, afgeronde zitje op het balkon. De kleine ovale tafel stond er vast op gemonteerd zodat hij er niet vanaf kon schuiven. De tafel volgde exact de ronding van de rand van de verhoging. Met de twee stoeltjes erachter zag het er knus en romantisch uit, precies zoals hij het in gedachten had gehad.
Alles verliep voorspoedig, en in volkomen harmonie gleden de dagen voorbij. Herman was dan ook volkomen verrast toen op een avond Anja, onaangekondigd en bleek en aangeslagen bij hem op de stoep stond. Zijn eerste gedachte was dat het huwelijk van haar en John gestrand was. Hij sloeg zijn arm om haar heen en leidde haar naar de woonkamer. “Ik sluit even de computer af in de werkkamer en zet koffie voor ons”, zei hij, “Ik kom er zo aan”. Hij dacht aan de avond dat ze samen over relaties en de verschillen tussen mannen en vrouwen gepraat hadden. Had hij toen toch door moeten vragen?
Toen hij tien minuten later in de kamer kwam, zag hij haar eerst niet. Ze was niet in de voorkamer. Toen zag hij dat de schuifdeuren naar de achterkamer open stonden en daar zag hij haar staan, in het donker, bij het raam. Bij de aanblik van haar verstilde silhouet voelde hij zijn maag samenkrimpen.
“Anja?”
Ze draaide zich naar hem toe. Het lichte schijnsel dat vanuit de voorkamer op haar gezicht viel, gaf haar spookachtige trekken. Holle ogen, een scherp afgetekende neus, een harde kaaklijn.
Hij wist niet of hij op haar toe zou lopen. “Kom je mee naar de voorkamer?”, vroeg hij ten slotte.
Hij draaide zich om op het moment dat ze zei: “Ik heb ruzie met Heleen gemaakt”.
Hij stond abrupt stil, eerst opgelucht, was dat alles? En meteen daarna wist hij dat het om hem gegaan moest zijn. “De hemel sta me bij”, dacht hij en liep met stijve passen naar zijn stoel in de voorkamer. Anja keek hem niet aan toen ze rechtop en ongemakkelijk op het uiterste puntje van de bank ging zitten.
“Wij gaan niet mee naar Alanya”, zei ze met afgemeten stem, haar blik strak op haar handen gericht.
Hij voelde het bloed achter zijn ogen kloppen. Hij keek haar aan. Vroeg toen, alsof hij niet wist waar het werkelijk om draaide:
“Is het zo erg dat het niet meer bij te leggen is in de komende twee weken?”
Hij maakte het Anja daarmee moeilijker, zo niet onmogelijk, om de aanval rechtstreeks op hem in te zetten. Hij wist het en het speet hem meteen, wilde de vraag ongedaan maken en hem vervangen door een neutraal “waarom”. Maar het was te laat.
Ze zweeg. En hij moest wel voort op de ingeslagen weg.
“Wil je me vertellen wat er gebeurd is? Ik wil er liever niet tussen komen maar ik zal er niet met Heleen over praten, dit blijft tussen ons.”
Huichelaar die hij was. Het was alsof hij Marion hoofdschuddend naar hem zag kijken. Hij schaamde zich diep.
“Kom kindje, zo erg kan het toch niet zijn?” probeerde hij zwakjes.
Hij streek met zijn hand over zijn gezicht. Anja zat voorovergebogen op de bank. Hij zag hoe een traan op haar hand uiteen spatte.
Hij stond moeizaam op, zei:
“Ik schenk een borrel voor ons in. Ik heb koffielikeur en cognac, wat wil jij?”
Anja antwoordde niet en Herman liep naar de keuken. Hij schonk een glaasje likeur in voor Anja en een glas cognac voor zichzelf. Hij had de twee flessen net terug gezet toen hij voetstappen in de gang hoorde. Hij hield zijn adem in. Toen hoorde hij de voordeur opengaan en daarna met een klap dichtvallen. Het suisde in zijn oren. Hij had erbarmelijk gefaald…
Hij zat in de voorkamer, nipte van zijn cognac. Er woedde een hevige strijd in hem. Hij vond het vreselijk om tegenover zijn dochter te moeten erkennen dat hij fout zat. Dat hij werkelijk schuld had aan hoe zaken gelopen waren; zowel in het verleden als meer recent. Vaders behoorden geen fouten te maken, ze werden geacht de beste, de sterkste, de liefste, de rechtvaardigste, de slimste, de aardigste van de hele wereld te zijn. Hun hele leven lang. Hij wist dat hij lang geleden al van dat voetstuk gevallen was maar hij was er steeds opnieuw weer bovenop geklauterd. Gehavend en met kleerscheuren die hij angstvallig verborgen probeerde te houden om de schijn maar op te kunnen houden. Hij had zichzelf steeds weer opgekalefaterd, draaide het spotlicht zo dat zijn beste kanten belicht werden. Onvolkomenheden verdoezelde hij, verborg ze achter een sluier van gespeelde onschuld en slinks gedraai. Ja, hij had zijn imago opgepoetst, ten koste van zijn eigen dochter.
Hij dook in het verleden en kwam boven met herinneringen aan ruzies en spanningen die altijd om hetzelfde thema draaiden: de strijd van de beide dochters om de liefde van de vader. Anja, de oudste, een verlegen en gevoelig kind dat het leven veel te serieus leek te nemen en Heleen, de spontane lachebek die iedereen om haar vinger wond. Heleen was zo veel makkelijker in de omgang en bovendien voelden ze elkaar feilloos aan. Het had niets met liefde te maken maar kinderen zijn niet in staat dat zo te zien, had Marion hem telkens opnieuw voorgehouden als het weer eens tot een uitbarsting gekomen was. Hij had er zich geen raad mee geweten, negeerde het advies om te zoeken naar iets waar hij en Anja elkaar in konden vinden. Gebrek aan tijd, aan energie ook, was het excuus geweest. Hij werkte en werkte maar – net zoals John nu deed – en kon het nauwelijks opbrengen om moeite te doen voor zijn overgevoelige dochter. Het moest vanzelf goed komen, meende hij ook, tere kinderzieltjes moesten gehard worden… En dat, terwijl hij keer op keer kon zien dat het niet zomaar vanzelf goed kwam.
De schermutselingen van vroeger had hij altijd kunnen laten gaan, ze hoorden erbij in zijn optiek. De spanningen van later waren niet prettig maar wel te dragen, vond hij. Het was sinds Anja’s volwassenheid ook niet meer tot een uitbarsting gekomen; ze hadden geleerd voorzichtig te zijn, probeerden elke spanning te vermijden. Maar nu, nu kon hij het niet laten gaan, nu moest er iets gebeuren. En Herman wist dat dit zijn taak was. Hij was het Anja verplicht, hij was er lang genoeg voor weggelopen. Met de billen bloot moest hij.
Hij stond op en ging naar de zolder. Vanachter een schot haalde hij een grote doos tevoorschijn en zeulde hem mee de trappen af. Hij zette hem achterin de auto en reed naar het huis van Anja. Hoewel het al redelijk laat was, was hij ervan overtuigd dat ze nog niet zou slapen.
John keek verbaasd naar hem en naar de grote doos die hij bij zich had en ging hem toen voor naar de woonkamer. Hij liep naar Anja, gaf haar een kus en trok zich toen discreet terug met de woorden: “Ik ben moe, lieverd, en ik moet er morgen extra vroeg uit om nog even naar die presentatie te kijken. Ik ga alvast naar bed”.
Herman zette de doos naast Anja op de bank en ging er aan de andere kant naast zitten. “Zullen we deze eens samen bekijken?” vroeg hij en opende de doos.
In de doos zaten tekeningen, plakwerkjes, gedichtjes, briefjes, schilderstukjes. Hij haalde ze er één voor één uit en las voor: “Voor papa, van Anja”, “Papa ik hou van jou, Anja”, “Mama is lief, Anja”. “Voor papa, van Heleen”, “Voor de liefste papa van de wereld, van Anja”. Verreweg de meeste werkjes waren voor Herman geweest en het merendeel daarvan kwam van Anja.
De tafel lag vol en de doos was leeg en Herman zette de doos op de grond en trok Anja tegen zich aan. Zijn keel zat dichtgeknepen en zijn stem klonk vreemd verwrongen toen hij begon te praten.
“Ik weet niet wat er precies tussen jou en Heleen is voorgevallen, maar ik heb een vermoeden. Het zeer dat er al jaren zit, al vanaf dat je een klein meisje was. Het idee dat ik meer van jouw spontane, gezellige zusje hield dan van jou. Je wrong je in allerlei bochten om maar in de smaak te vallen. Al deze werkjes van jou laten zien hoezeer jij je best deed voor mij. En ik… ik zag het wel maar deed er niets aan. Ik houd net zo veel van jou als van Heleen, dat is altijd zo geweest, maar ik heb nooit echt de moeite genomen om jou dat ook te laten voelen. Ik was te veel met mijzelf en met mijn werk bezig en dacht dat het vanzelf wel goed zou komen. Ik dacht zelfs dat als ik jou extra aandacht ging geven, iets speciaals met jou ging doen, dat ik jou daarmee liet merken dat je gelijk had, dat ik je er in bevestigde dat ik inderdaad meer van Heleen hield dan van jou en dat ik probeerde het goed te maken. Terwijl mama me vaak genoeg voorhield dat ik het anders aan moest pakken, deed ik het niet. Ik wilde het gewoonweg niet inzien. Ik vond jouw jaloezie ongegrond. En later, toen ik het steeds beter begon te begrijpen en wist dat ik echt fouten had gemaakt, toen wilde ik dat niet toegeven. Ik wist het altijd zo te draaien dat jij degene was die moeilijk deed en kinderlijk jaloers was en je altijd achtergesteld voelde. En het erge was, als ik dan zag hoe jij je best deed, of als ik je onzekerheid zag, en je hunkering naar liefde en aandacht van mij, dan voelde ik me schuldig, vreselijk schuldig, maar ik werd boos op jou, omdat jij me dat schuldgevoel gaf.”
Hij nam Anja’s gezicht in zijn handen, drukte een kus op haar voorhoofd en veegde vervolgens haar tranen met een zakdoekje weg. Toen begon hij zelf te huilen…
De gezamenlijke vakantie was een succes geweest. Ufuk had voor Heleen, Anja, John en de kinderen een hotel geboekt en Herman sliep in zijn eigen huis. Ufuk had hen ook van het vliegveld gehaald, dat hoorde bij het servicepakket van de makelaar, had hij gezegd en Herman had recht op vijf transfers.
Herman had alles goed met Anja en Heleen overlegd; Anja ging met Herman en Ufuk mee voor de aanschaf van praktische zaken, Heleen voor de esthetische. Gordijnen hadden ze samen uitgezocht en ook waren ze samen mee geweest naar de broer van Ufuk om een kastenwand op maat te laten ontwerpen en maken. Het was wel een beetje vreemd dat er van een kerstsfeer niets te merken was in Alanya en dat alle winkels gewoon geopend waren. Het viel hen wel op dat er bij de grotere supermarkten volop kerstversiering te koop was. Herman dacht dat dit voor de buitenlandse toeristen bedoeld was maar Ufuk legde uit dat veel Turken tegenwoordig de kerstversiering voor de jaarwisseling gebruikten, inclusief de kerstboom. Dat stond zelfs op de labeltjes van de attributen te lezen, wees hij.
Op dertig december waren ze weer thuis. Heleen ging oud en nieuw samen met vrienden vieren, Herman ging naar Anja en John. Anja had als verrassing voor hem een collage gemaakt van de meest opvallende werkjes die ze als kind voor hem gemaakt had en het laten inlijsten. Sinds de avond dat ze gepraat hadden, had hij geen enkele keer meer de onzekere blik in haar ogen gezien wanneer ze naar hem keek. Hun ogen ontmoetten elkaar vaker dan ooit tevoren en dan glimlachten ze naar elkaar. Er was een warmte tussen hen ontstaan die hij voorheen niet voor mogelijk had gehouden.
Nu was het begin januari, een heel nieuw jaar lag voor hem. Wat zou het brengen? Hij had over de toekomst gefantaseerd. Af en toe kwam de gedachte in hem op om net als Wybe zijn praktijk op te geven of in ieder geval af te bouwen. Hij zou zijn huis kunnen verkopen, kleiner gaan wonen en meer tijd in Turkije gaan doorbrengen. Misschien volgend jaar. Als hij een vrouw had ontmoet om dat samen mee te doen, dacht hij er stilletjes bij. Steeds minder vaak keek hij naar de foto’s van de onbekende vrouw op zijn computer maar nog altijd kon de close-up hem de adem benemen.
Hij keek naar de uitnodiging op zijn bureau voor de nieuwjaarsreceptie van het regionale dagblad waar Marion voor gewerkt had. Hij was er zonder Marion nooit naartoe gegaan. Heleen had gezegd: “Pap, waarom ga je er niet heen? De oud-collega’s van mam zullen het vast fijn vinden je weer eens te zien. En misschien doet het jou ook goed om weer eens met wat andere mensen te praten”.
Hij had haar woorden weggewimpeld maar de uitnodiging wel bewaard. Hij keek op zijn horloge, het was net begonnen. Zou hij toch eventjes gaan? Hij trok zijn jas aan en stapte in de auto. Hij kon er best een uurtje naartoe, hij had toch niets bijzonders te doen.
Toen hij het zaaltje binnenkwam, werd hij hartelijk begroet door enkele medewerkers die hij herkende als directe collega’s van Marion. Maar na de eerste plichtplegingen vielen ze stil en wist niemand meer wat te zeggen. Gelaten constateerde hij dat hij niet had moeten komen. Hij speelde met het glas spa in zijn handen, nam nog een kleffe oliebol van de schaal en vroeg zich af hoe lang hij nog moest blijven voor hij met goed fatsoen weg kon. Hij overwoog of hij over Turkije zou vertellen maar zag niet zo direct een aanleiding. Hij keek het zaaltje rond en ving de blik van Hans die bij een ander groepje stond. Hij was de leidinggevende van Marion geweest. Herman liep op hem toe en ze schudden elkaar de hand. Hans leek oprecht geïnteresseerd toen hij vroeg hoe het nu met hem ging en Herman vertelde daarop dat hij een appartement in Turkije had gekocht en dat deze aankoop een heel nieuwe dimensie aan zijn leven had gegeven. Hans reageerde enthousiast en zei: “Dan moet je zo eens met Kyra gaan praten. Zij heeft onlangs een hele serie over Turkije geschreven en is daarvoor een maand of twee in Turkije geweest”. Hij wees naar een vrouw die aan de andere kant van het zaaltje stond. Zijn hart sloeg een wilde roffel en Herman voelde dat hij kleurde; zij was het, de onbekende vrouw!
Meteen herinnerde hij zich weer dat zij hem bekend voor was gekomen. Ze was dus een collega van Marion geweest en hij had haar vast een keer bij een of andere personeelsgelegenheid gezien. Hij hoopte dat zijn stem normaal klonk toen hij zei: “O, dat zou ik leuk vinden. Kun jij me dan aan haar voorstellen?”
“Zeker”, zei Hans, “loop maar even mee”.
Met bonkend hart liep hij met Hans mee. Deze introduceerde hem als de weduwnaar van Marion en vertelde dat hij erg in Turkije geïnteresseerd was. Na even gezamenlijk gepraat te hebben, nam Hans met een klapje op de schouder afscheid. Hartelijk vroeg hij: “Kom je binnenkort een keertje bij me op kantoor, een beetje bijpraten?”
“Afgesproken”, zei Herman.
Hij keerde zich naar de vrouw die Kyra heette en hield haar het schaaltje met nootjes voor dat op de statafel stond. “In Turkije wordt er altijd wat genuttigd bij een drankje, laten we dat hier ook doen”. Kyra zei met een lachje dat ze het helemaal met hem eens was en nam een paar nootjes uit het schaaltje. Al gauw waren ze in een geanimeerd gesprek gewikkeld en hij nam nu zelf ook maar een glas wijn in plaats van spa. Hij voelde zich gloeien van een merkwaardig zelfvertrouwen en toen ze hem een poosje later vroeg wat voor werk hij eigenlijk deed, hield hij met een brede glimlach haar blik gevangen en zei: “Ik? Ik ben advocaat en ik heb een eigen praktijk”.
Wil je dit feuilleton delen? Geweldig! Dat kan via onderstaande knoppen
Uitgeverij Weegbree
Klaske Kassenberg
IBAN DE31 1001 1001 2621 4881 79
BIC NTSBDEB1XXX