Fragment uit Spam

‘Spam’. Dat was het eerste wat Felice dacht toen ze het kaartje van notariskantoor De Witt en Van Zenderen had gelezen. Ze wist niet zeker of spam ook iets was dat door je gewone brievenbus geschoven kon worden, maar alle berichten die spraken van geld dat je zomaar aangeboden kreeg, beschouwde ze als spam. En het feit dat de zogenaamde erflater dezelfde voorletters had als zij, leek haar wat al te doorzichtig.
Ze legde het kaartje op de keukentafel, het kon straks zo bij het oud papier. Met een kopje espresso en een pak koekjes zette ze zich op de bank om bij te komen van een vermoeiende werkweek.
Sinds ze weer een nieuwe gesubsidieerde kracht aangenomen hadden, was Felice drukker dan ooit. En het vervelende was dat Gerrit het kneuzige wicht de hele tijd de hand boven het hoofd hield en Felice zelfs had verweten dat ze sociaal niet vaardig was. Maar Gerrit zelf had weinig met ’t kind te maken. Hij had er geen last van dat ze na drie maanden nog altijd niet wist wat A3, A4 en A5 was. Toen Felice er haar op aangesproken had na een klacht van een klant, had ze gemokt: ‘Ik heb m’n rijbewijs nog niet’, alsof Felice haar had overhoord over de Nederlandse snelwegen!

Er waren harde woorden gevallen tussen Gerrit en Felice en Gerrit had gesneerd dat ze zich maar eens moest inschrijven op een datingsite zodat ze haar frustraties niet meer hoefde af te reageren op een weerloos slachtoffer. ‘Er zijn genoeg mannen die vallen op vrouwen als jij’, had hij ook nog gezegd maar toen ze hem met overslaande stem vroeg wat hij daar in hemelsnaam mee bedoelde, had hij ingebonden en met zachte stem gezegd dat hij zich zorgen maakte om haar, dat ze al heel lang geen vent meer had gehad die haar gelukkig maakte en dat hij haar dat gunde. Ze had gesnauwd dat haar privéleven hem niets aanging en dat ze heel gelukkig en tevreden zou zijn als de sfeer op het werk maar goed was.

Dit was gisteren gebeurd en ze had er slecht van geslapen. Uiteindelijk had ze besloten de eer aan zichzelf te houden en te proberen wat aan de sfeer op het werk te doen. Een appeltaartje met een bus slagroom was de eerste stap. En nu hing ze uitgeteld op de bank, doodmoe van het omzichtige met elkaar omgaan, en wenste ze alleen nog maar dat ze heel snel weg zou kunnen uit de Openbare Bibliotheek waar ze haar halve leven gewerkt had.
Ze stond op en liep naar de keuken voor een tweede kopje espresso. Terwijl het apparaat pruttelend deed wat er van hem gevraagd werd, pakte ze het kaartje van de keukentafel en las opnieuw het verzoek zo spoedig mogelijk contact op te nemen in verband met de nalatenschap van de heer F.A.C. Wuytens.

Felix Adriaan Christoffel Wuytens. Felice staarde naar de naam die op het beeldscherm verscheen. Wat moest ze hier nu van denken? Was zij, Felice Adrienne Christine, vernoemd naar deze Belgisch-Italiaanse kunstschilder? Ze had nog nooit van die man gehoord!
Haar ogen vlogen over de rest van de tekst maar ze kon amper bevatten wat ze las. De kunstenaar was in Rome beroemd geworden met een serie portretten van een jonge, onbekende vrouw en had toen de naam Jan Tino aangenomen.
Jan Tino… Kende ze die naam niet ergens van? Jan Tino. Ze zei het hardop. En nog een keer, en nog eens. Er leek iets in haar hoofd uit elkaar te spatten en wezenloos fluisterde ze de naam van haar moeder: Jantine…

Welke idioot had haar dit kaartje gestuurd?! Welke gek wilde haar doen geloven dat ze de dochter van een of andere kunstschilder uit Rome was? Iemand uit Rome, heette die een Romein? Oh hemel, de dochter van een Romeinse kunstschilder! Felice giebelde. Het kon niet waar zijn. De trouwdatum van haar ouders lag keurig anderhalf jaar voor haar geboortedatum en haar moeder was nooit in Rome geweest.

x
>