Fragment uit Jody
Op zondagmiddag zou ik haar weer naar huis brengen, maar voor het zover was, nam ik Jody mee naar de boerderij van mijn ouders. Mijn zus was er met haar beide kinderen en ook mijn broer met zijn vriendin. Het was voor het eerst dat ik ook iemand bij me had. Ik liet Jody mijn oude slaapkamer zien, de stallen met de varkens, de moestuin en het plaatsje met de schommel en de wip. Daar liet ik haar met mijn beide neefjes achter.
Een half uurtje later kwam ze weer binnen en zei tegen mij: ‘Mama, ik moet plassen’. Ik kwam onmiddellijk overeind, terwijl ik voelde dat ik een kleur kreeg. Ik bracht haar naar de wc en daarna liet ik haar weer naar buiten gaan om te spelen. Ik aarzelde bij de deur van de woonkamer, zou iemand gehoord hebben dat Jody ‘mama’ tegen me gezegd had? Toen ik de deur opendeed, verstomde het gesprek onmiddellijk en met een groeiend gevoel van onbehagen ging ik zitten. Mijn moeder zei: ‘Je lust vast nog wel een kopje thee, is het niet?’ Terwijl ze met de theepot langsliep, gaf ze me een klopje op mijn knie. Mijn vader schraapte zijn keel en vroeg: ‘Hoorde ik dat nu goed, zei het meisje ‘mama’ tegen jou?’. Ik knikte en mijn vader vervolgde: ‘Ik heb er natuurlijk geen verstand van, ik heb in mijn leven alleen maar varkens opgevoed, maar is dat niet een beetje vreemd?’
‘Bedankt hoor, pa’, snoof mijn broer vanwege die varkens, en ik had het liefst willen zeggen dat mijn vader er inderdaad geen verstand van had, maar ik hield me in en zei zo rustig mogelijk: ‘Jody heeft dat nog nooit eerder gezegd, ik denk dat het haar gewoon ontglipte. Ze zegt het waarschijnlijk ook wel eens tegen haar pleegmoeder, dat is vrij normaal voor een jong kind.’
‘Ik vind het eerlijk gezegd wel een wat vreemde situatie’, zei mijn zus. ‘Jij bent haar juf, je hebt dus een professionele relatie met haar, maar nu is die privé geworden. Hoe moet dat straks in de klas?’
‘Ik heb haar deze dagen toch ook in de klas gehad?’, verdedigde ik me. ‘De omstandigheden zijn inderdaad bijzonder, er was geen andere oplossing voorhanden en de hoofdleidster vond het goed. Maar het spijt me dat ik Jody ook in jullie leven heb gebracht. We zullen wel gaan.’
Ik stond op, slikte mijn tranen zo goed en zo kwaad als dat ging, weg. Mijn moeder suste: ‘Dat zegt toch niemand, Lidy. We willen alleen niet dat er iemand gekwetst gaat worden. Zij niet, maar jij ook niet’.
‘Bedankt voor jullie vertrouwen. En de thee.’ Ik vóélde me al gekwetst, al wist ik niet eens precies waardoor. Misschien omdat ik diep in mijn hart wist dat ze wel een beetje gelijk hadden? Dat ik op de grens van het toelaatbare balanceerde? Maar ik hield zo van dit kind!
Ik keek niemand aan toen ik naar de gang liep, mijn tas pakte en de deur uitliep. Er was niemand die achter me aankwam of me terugriep.
Ik liep naar het plaatsje waar Jody met mijn jongste neefje op de wip zat. De oudste deed zijn best hen in evenwicht te houden.
‘Kom Jody, wij gaan weer’, zei ik. ‘We moeten jouw spulletjes nog pakken en dan breng ik je weer naar Frits.’
‘Ik wil niet’, zei Jody.
‘Jij hebt niets te willen. We gaan. Nu.’
Ik wilde Jody van de wip tillen, maar ze liet zich er zo vanaf glijden. Mijn neefje kwam met een harde bons op de grond en zette het op een huilen. Jody lachte hard en rende naar de auto. Daar schoof ze haar trui omhoog en keek naar de brede, rode schram op haar buik van de wip. Ze huilde niet, maar haar blik was hard en ongenaakbaar.
Ik legde voorzichtig mijn hand op haar schouder.
‘Het spijt me dat ik zo boos tegen je deed. Mag ik er een kus op geven?’
Ze keek me niet aan, haalde haar schouders op.
‘Goed dan’, zei ze toen. ‘Heel zachtjes, en een beetje blazen.’
Ik blies over de rode striem en gaf er een heel licht kusje op.