Fragment uit Het jaar waarin we veertig werden
Nadat we op ons gemak gegeten hadden, dwaalden we nog wat rond in de taxfree shops en daarna gingen we naar de gate waar we giebelend de veiligheidscontroles ondergingen. Ik was als eerste door het veiligheidspoortje gegaan en was bezig mijn riem weer om te doen toen mijn oog ineens viel op een gestalte in de wachtruimte die ik onmiddellijk herkende: Aike. En naast haar op het bankje zat Paul, de man van Naomi…
Mijn eerste gedachte was: ‘Naomi mag hen niet zien’. Ik zag hoe Naomi klaar stond om het poortje door te gaan en ik riep naar Susan die achter haar stond: ‘Jij eerst Suus!’. Naomi bleef vertwijfeld en met een verbaasde blik staan terwijl Susan voor haar langs schoot. Jolanda, die na mij aan de beurt was geweest, had haar spullen inmiddels ook van de band gepakt en ik siste tegen haar: ‘Aike is hier, met Paul, hou jij Naomi bezig, dan licht ik Susan in’.
Ik had geen idee wat we moesten doen en ik trilde van de spanning maar ik had Suus nodig, dat wist ik wel. Susan liet een hartgrondige verwensing horen en zei toen: ‘We moeten geen scène hier hebben, we kunnen ook niet terug. Naomi moet het natuurlijk weten, maar ze mag zich niet laten gaan. Kom, we nemen haar mee naar de wc.’
‘Hé, mijn spullen, zeg wat hebben jullie ineens?’ vroeg Naomi tegenstribbelend toen we haar tussen ons in naar de toiletten leidden.
‘Jolanda is bij onze spullen. We moeten je wat vertellen.’
Ik vertelde haar wat ik had gezien. Ik hield haar nog steeds stevig vast, dacht aan de vele films die ik gezien had waarin de vrouwelijke hoofdrolspeelster steevast van haar stokje ging als ze iets vreselijks te horen of te zien kreeg. Ik voelde haar inderdaad slap worden maar ze hield zich staande en keek mij met grote ogen aan. Nu nam Susan het over. Ze zei gedecideerd alsof ze dit al honderden keren had meegemaakt: ‘Luister Naomi, nu moet je even heel sterk zijn. Straks in het vliegtuig mag je huilen, en de rest van de week ook. Maar nu doen we alsof we hen niet gezien hebben, we wachten zolang mogelijk met boarden zodat we zeker weten dat zij al in het vliegtuig zitten als wij binnenkomen. We zitten bijna vooraan, jij gaat snel zitten en ik doe wel iets geks zodat zij ons wel moeten zien. We zullen ze laten zweten, ah, wat zullen ze hem knijpen! Duizend doden zullen zij sterven!’
Ze zweeg even, ging toen verder: ‘En daarna gaan we verzinnen hoe we hen gaan vermoorden’.
Als een klein meisje knikte Naomi steeds gedwee op alles wat Susan zei. Zelfs op dat laatste en ondanks alles moest ik daar stilletjes om lachen.