Fragment Dat moet ik Marten Toonder vertellen
Meerdere figuren staan om mij heen. Ik geloof niet dat ze tegen me praten, ik heb meer de indruk dat ze óver mij praten. Ik doe mijn uiterste best hen te verstaan maar het lukt me niet al meen ik toch te weten wat er gezegd wordt. Ik moet een zin onthouden. Hij is belangrijk voor me; het gaat om de zin van mijn leven.
Ik word wakker en weet meteen: het gaat om de eerste Oudhollandse zin die ooit op papier is geschreven. Maar hoe was die ook al weer? Op de middelbare school heb ik er met Nederlands over gelezen maar hoe ging die en wat betekende hij? Het was iets met ‘vogola’ of ‘vogala’. Hebban olla vogola nestas begonnen …en verder kom ik niet. Waar komt die zin nu ineens vandaan en wat moet ik ermee? Ik zoek in de doos met oude schoolschriften en agenda’s maar ik kom niets tegen over de vogels van vroeger.
Toen ik diep in de nacht wakker werd, verbaasde het me niet dat ik opnieuw over de zin gedroomd had. Dit keer had ik heel duidelijk een woord verstaan: ‘hinase’. En bovendien kreeg ik een tip hoe ik het woord kon onthouden: “hij na zij. Hi na se”. Daarmee werd ik wakker, hinase, hij na zij.
Ik herkende het woord niet als onderdeel van die eerste Oudhollandse zin. Had ik me dan vergist? Wat betekende ‘hinase’, moest ik de betekenis vinden in de tip? Hij na zij? Kon ik iets bedenken met ‘hij na zij’? Of was het een anagram? Met veel fantasie kon ik er ‘shiena’ van maken maar ook het vreemde China maakte me niet wijzer.
Ik ging weer terug naar mijn eerste ingeving; dat het om de eerste Oudhollandse zin ging en bracht een bezoekje aan een middelbare school en liet een briefje bij de conciërge achter. Aan het eind van de middag nam ik een kopietje in ontvangst met daarop de tekst: “hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu". Ik voelde me opgewonden over het feit dat het inderdaad deze Oudhollandse zin was waar ik over droomde, zelfs het hinase zat erin en dat vond ik heel bijzonder. Maar aan de andere kant: wat had ik aan deze zin? Ook de rest van het artikel over de achtergronden van dit stukje oude tekst hielp me niet verder. Moest ik een nest gaan bouwen? Maar met wie dan? Moest ik in de krant van zaterdag de contactadvertenties bekijken en zoeken naar iemand met wie ik een nestje kon beginnen? De gedachte sprak me niet erg aan, daar liet een droom zich toch niet voor lenen? Ik moest dat ‘nest’ vast niet zo letterlijk nemen, het was weliswaar mei, maar dat wilde nog niet zeggen dat ik samen met iemand een nestje moest gaan bouwen om er een ei in te leggen.
Alle vogels hebben een nest begonnen behalve ik en jij.
Hoe ontstaat inzicht? Hoe komt het dat je heel plotseling en heel stellig kunt weten: “Dit is het”? Ik heb geen idee, maar het inzicht kwam; ik moest bouwen aan een nest voor mezelf. Na jaren van zorgen voor anderen werd het hoog tijd om voor mezelf te gaan zorgen. Daarmee kreeg ook het woordje ‘hinase’ als ‘hij na zij’ betekenis: de ‘zij’ kwam op de eerste plaats en die ‘zij’ was ik zelf natuurlijk. De ‘hij’ beschouwde ik niet als een speciale ‘hij’ maar als ieder ander dan ik zelf.
Een nest is niet alleen een plek die veiligheid biedt maar het is ook de plek van groei en ontwikkeling. Ik moest de omstandigheden creëren, een nest bouwen, waardoor ik kon ontwikkelen. Ontwikkelen en uitvliegen. Het zat ‘m niet in een carrière, het zat ‘m waarschijnlijk niet in een studie ook, het moest gaan om een innerlijke, geestelijke groei. De groei van mijn ‘ik’.
Op dat moment wist ik dat ik schrijfster wilde worden en dát moest ik Marten Toonder vertellen.